Tijdens de Cubacrisis nam mijn vader mij mee naar de kelder onder onze flat. Wij woonden in die tijd in Voorburg. Iedere bewoner had er een fietsenberging annex kolenhok en vanuit elke box kon je door een raampje naar de tuin tussen de flats kijken. Eenmaal in de kelder liet mijn vader mij grote vierkanten blikken zien, waarin harde koeken zaten: die waren bestemd voor wanneer de oorlog zou uitbreken. Ook waren er kleine zandzakjes die hij voor het raampje kon leggen wanneer er bommen, of De Bom zouden vallen. Als jongen van zeven jaar is me dat altijd bijgebleven. De angst voor wat komen kon en – achteraf – de maatregelen die in de Tweede Wereldoorlog geholpen zouden hebben, maar bij een kernoorlog vrijwel geheel nutteloos zouden zijn.
Een paar dagen na mijn eindexamen
Begin juli 1954 moest ik me melden in Nijmegen. Ik dacht helikopterpiloot te worden. Daarom dacht ik de Koninklijke Luchtmacht zit op mij te wachten. Niet dus. Infanterie-opleiding rond Nijmegen, schuttersputjes graven, gamellen schoonmaken na de maaltijden in de...