In 1981 stond ik in Amsterdam te demonstreren tegen kernwapens in Nederland. Dat was in ons gezin een uitgemaakte zaak. Mijn vader was penningmeester van Pax Christi; mijn moeder was actief lid van Vrouwen voor Vrede en in ons gezin (vier broers) en huis waaide een passifistische wind. Even logisch was het om in 1983 in Den Haag te demonstreren want de kernwapens waren nog niet weg, en ook op het Malieveld was ik Ć©Ć©n van de velen.
Maar tussendoor werd ik in mei 1982 opgeroepen voor de militaire dienstplicht. Ik had noodgedwongen mijn studie moeten staken en mijn vader vond dat het voor mijn voortgang beter was om in dienst te gaan (14 maanden) dan te weigeren, wat me bijna drie jaar zou kosten met alle procedures en vervangende dienstplicht.
Ik werd opgeleid tot tankschutter op een Leopard 1 in Amersfoort en later gelegerd in Oirschot. Ik heb mijn dienstplicht uitgediend maar was een vreemde tussen de andere jonge mannen. Boven mijn bed geen schaarsgekleede dames, maar een poster met een gebroken geweer en andere tokens van de boodschap die ik in mij droeg. Mijn motto: ‘Maak het leger leger’ deed ik gestand door daar waar het kon mijn mede dienstplichtigen te ondersteunen als zij eerder dan de bedoeling was het kamp wilden verlaten. Tegelijkertijd was ik gezagsgetrouw en had ik respect voor de mensen die mijn meerdere waren. Zo dwong ik ook bij hen respect af.
Naast mijn ‘werk’ pakte ik een studie op in Informatica. Dat ging gemakkelijk want als tankschutter had ik relatief veel vrije tijd. Drie weken voor een belangrijk examen kregen we de taak om in ’t Harde kernwapens te gaan bewaken. Dat ging me te ver maar weigeren betekende drie weken ‘opsluiting’ en dat kwam me met dat examen niet uit.
Toch maar gegaan dus en voor mezelf een motief gecreĆ«erd; ‘als niet tegen de Russen dan toch in ieder geval die gevaarlijke krengen beveiligen tegen groeperingen als de Rote Armee Fraction.
Thuis was ik daardoor ook een vreemde geworden. De beslissing om in dienst te gaan werd door mijn broers met hoon gewaardeerd maar de beslissing om dan ook nog kernwapens te gaan bewaken leverde bij ons thuis een ‘cancelcultuur avant la lettre’ op.
Zo leefde ik veertien maanden als een van omgeving vervreemde in twee verschillende werelden. Thuis teveel de militair en op de kazerne teveel de pacifist. En voor mezelf: Pacifist in hart en nieren, maar met de loop van mijn tank gericht op een potentiĆ«le – wat mij betreft denkbeeldige – vijand. Ik heb die vijand zelf mogen zien tijdens een oefening in Duitsland. We zijn op een vrijdag naar het IJzeren Gordijn gereden. En daar in de verte zag ik ze staan. Kleine figuurtjes in een wachttoren met tussen ons in een mijnenveld aan weerskanten van een hoog en met prikkeldraad omgeven hek.
Die avond schreef ik een gedicht over twee werelden die gelegen waren in hetzelfde landschap. Over dat er geen verschil is tussen ‘hun land’ en het onze. En over de vogels die – zich nauwelijks bewust van het ‘gordijn’ – van de ene kant naar de andere vlogen. Zes weken later hoorde ik de stem van Harrie Jekkers op de radio met zijn lied ‘Over de Muur’ … Twee werelden.