Tijdens de Koude Oorlog was ik heel benieuwd, wat zich daar nu achter het IJzeren Gordijn afspeelde en hoe die samenleving functioneerde. Ik was 27 toen ik op reis ging met een visum naar toenmalig Tsjecho-Slowakije. Met vriendin en een kampeertent. Daar zijn mijn ogen open gegaan voor de consequenties van het Communisme. Álles verouderd. Veel mooie gebouwen pikzwart. Auto’s erg weinig, maar slechte uitlaten. Akkers met onkruid en graan door elkaar. Nergens gezelligheid. Mensen praatten niet op straat. Winkels waren er nauwelijks. Ook in Praag was dat zo. Alleen op een brug over de Donau waren wat kunstenaars. Op de camping ontmoetten wij een student. Die nam ons mee naar een ruimte in een kelder. Daar waren meer studenten. Die klaagden over gebrek aan vrijheid en mogelijkheden (in het Duits). Zij wilden guldens ruilen voor kronen. 5× zoveel als op de bank kregen wij. Eén jongen wilde met ons mee over de grens. Dat wilden wij niet. Té link. We zijn na 10 dagen weggegaan. Deprimerend was het. Ik wist voorgoed dat het aan de andere kant van het IJzeren Gordijn niet deugde. Maar in Nederland waren er nog altijd mensen, die het communisme verdedigden. Helaas.
Een paar dagen na mijn eindexamen
Begin juli 1954 moest ik me melden in Nijmegen. Ik dacht helikopterpiloot te worden. Daarom dacht ik de Koninklijke Luchtmacht zit op mij te wachten. Niet dus. Infanterie-opleiding rond Nijmegen, schuttersputjes graven, gamellen schoonmaken na de maaltijden in de...