Ik ben in 1941 geboren in Delfzijl en kan me nog vaag het vele schieten herinneren, evenals de bommenwerpers op weg naar Duitsland met het bijbehorende luchtalarm. Vaag besefte ik dat dat bij oorlog hoorde. Naarmate ik ouder werd pikte ik wel eens verhalen op over ‘het rode gevaar’ en het communisme. Er werd thuis en in de kerk gebeden om de macht van het communisme – wat dat dan ook wezen moge – tegen te gaan. Dat communisme ofwel het rode gevaar moest wel iets angstaanjagends zijn.
Toen ik een jaar of 10 was luisterde ik met gespitste oren naar een meneer op de radio die over de verschrikkingen van de waterstof- en de H-bom vertelde. Ik vond dat zowel griezelig als interessant. In De Spiegel, het tijdschrift dat we thuis lazen, stonden foto’s van een paddenstoelwolk na een atoombomexplosie. En de communisten hadden ook zulke bommen, vertelde de man in zijn radiopraatje.
Tijdens mijn tienertijd werd ik me meer bewust van de Koude Oorlog. Dit bewustzijn werd versterkt toen – ik was 15 – het leger van de Sovjetunie Hongarije binnenviel. In de krant en in De Spiegel las ik erover en zag de foto’s van soldaten, tanks en kanonnen in Hongarije. En ik las ook de verhalen over vluchtelingen uit dit land. Ik tekende Janos Kadar, de door de Sovjets aangestelde president van het onder de voet gelopen Hongarije, in mijn schoolagenda met een doodskop eronder. En mijn orgelleraar leerde me het Hongaarse volkslied, dat ik nog altijd kan spelen. Maar ik vergat Hongarije toen de Spoednik werd gelanceerd, wat ik toch maar even een prestatie van die Russen vond. Ik zat zolang op de korte golf van onze radio naar het signaal van die Spoednik te zoeken dat mijn vader stapelgek werd van dat gepiep en geblub en me bars beval die radio onmiddellijk uit te zetten.
In diezelfde tijd verslechterde mijn gezichtsvermogen, dat toch al niet 100% was, dusdanig dat ik naar het Chr. Instituut voor Blinden en Slechtzienden Bartimeüs in Zeist moest om het brailleschrift te leren en een kantooropleiding te volgen. Natuurlijk werd ook op het instituut gesproken over de verhoudingen tussen Oost en West. Ik las De Brug bij Andau over de Hongaarse opstand. Maar de materie hield me niet echt bezig.
In 1961 ging ik werken en wonen in Amersfoort. Algauw kwam de Koude Oorlog weer in beeld, met name door de Cubacrisis. Het nieuws stond er bol van. Ik kreeg het echt benauwd toen ik, ik weet niet meer van welke instantie, in brailleschrift een uitgebreide handleiding kreeg wat te doen als de bom zou vallen en fallout zou neerdalen. Ik dacht: laat ze de eerste bom maar op Amersfoort gooien, dan is alles in een klap voorbij. Maar de bom viel niet, zodat de angst voor het Oostblok wegebde.
Een keer heb ik een BB-kelder bezocht en kreeg uitvoerige uitleg over alles erop en eraan en dat vond ik best interessant. Later kreeg ik interesse voor dat Oostblok. Ik dacht: we krijgen een vijandsbeeld over het Oosten voorgespiegeld, maar hetzelfde doen ze in het Oosten natuurlijk ook over het Westen. Ik luisterde geregeld naar de DDR-radiozender ADN en, als die fatsoenlijk doorkwam op de krakende middengolf, naar het Nederlandse radiokwartiertje vanuit Moskou. Zou het Westen nu zoveel beter zijn, vroeg ik me af. De Amerikanen roosterden immers hele dorpen met hun napalm en ontbladerden uitgestrekte bossen.
Echt bang voor het Oosten ben ik eigenlijk nooit geweest, ook al las en hoorde ik over het onrecht en het niet respecteren van de mensenrechten dat de bevolking soms werd aangedaan. Er was immers altijd wel ergens een oorlog met de nodige ellende aan de gang. Met het neerslaan van de ‘Praagse Lente’ kwam het Oosten weer uitgebreid in het nieuws. Maar dat was naar mijn idee toch minder dramatisch dan de Hongaarse opstand van 1956.
In de loop van de jaren heb ik de nodige boeken gelezen en de laatste tijd ook podcasts beluisterd over Rusland en de Sovjetunie om meer over de achtergronden en beweegredenen van hun handelen te weten te komen.
Het is ten zeerste te betreuren dat het na de Koude Oorlog zó is misgegaan en de Koude Oorlog de kop weer heeft opgestoken! Hopelijk komt er een tijd dat Oost en West beter met elkaar overweg kunnen.
Bert Kasper