Het was 16 maart 1957. Ik sliep met mijn (ongetrouwde) oom in een bedstee. Wij hadden nog een raampje, maar opa die een bedstee ver sliep had het helemaal pikkedonker. Zijn bed waren lakens en dekens, maar geen matras maar een dik pak stro. Wij hadden gelukkig wel een matras. Op die 16e maart werden we vroeg wakker geschud door enorme knallen van buiten. Mijn oom veerde op en het eerste wat hij zei was: “Nou zullen we het hebben. Daar komen de Russen aan.”
In die tijd bestond er de angst dat Rusland zich agressief tegen ons ging gedragen. In het najaar van 1956 waren ze Hongarije binnen gevallen en als ze daarna door zouden stoten naar Duitsland dan waren wij ook zo aan de beurt. De schrik zat er dus goed in. Na bekomen te zijn van de eerste schrik keek mijn oom achter het gordijntje naar buiten. Wat bleek. Bij de buurman was brand uitgebroken en de asbest (ethernit) platen van het dak ontploften door de hitte uit elkaar en de brokstukken vlogen door de lucht. Zo gauw als het kon gingen we er naar toe. De varkens moesten uit de schuur en renden buiten rond. Sommige varkens kregen scherpe stukken asbest in hun lijf. De bekende huisslachter Bertus ter Maat uit Aalten werd opgetrommeld en hij moest een aantal noodslachtingen verrichten. Aan het eind van de dag kregen we van de buurman enkele lekkere stukken varkensvlees. En of daar nou een stuk asbest in had gezeten interesseerde toen niemand. We wisten niet beter. En het vlees smaakte opperbest. Vele jaren later kwamen er wel Russen in Aalten. Dat was op het dansfestival van de folkloristische dansgroep De Klepperklumpkes. We waren toen niet meer bang voor Russen.