Ondanks alle strubbelingen, vertragingen en tegenwerking toch goedgekeurd voor militaire dienstplicht. “Ze” hadden bedacht dat 80-1 wel een mooi moment voor mij was om mijn land te dienen tegen het Rode gevaar.
Ik zag er werkelijk helemaal niets in.
Mensen kinderen, wat was het koud daar in Bussum op de heide de eerste tien dagen na opkomst. In mijn veel te grote kleren, want dat vonden die jongens van de foerier zo leuk, klappertanden bij -8C. Die kleren heb ik overigens nooit omgeruild. “Soldaat ga passende kleding halen!”. “Sorry sergeant maar dit is het beste wat de specialisten voor me hebben.” Dat gaf mij, met mijn baret bol op mijn hoofd, nog enig plezier en gevoel verzet.
Ergens dag twee wist ik het zeker. Als het oorlog wordt ga ik gewoon naar huis. Ik doe niet mee. Immers ik leer liever Russisch dan dat ik een been kwijt ben of erger misschien wel dood. Voor wat, voor wie?
De houding die ik mezelf aangemeten had was voor de leiding binnen de muren van de Palm Kazerne in Bussum onwerkbaar. Natuurlijk deed ik wat er van gevraagd werd en natuurlijk was ik beleefd. Ik wilde geen straf, boetes of erger. Maar wel net te langzaam marcheren of net te snel, onnozele vragen stellen in onnozele lesjes, klagen over alles, provoceren, zuigen. Ik wilde hier niet zijn en of die Rus nu kwam of niet, ik deed toch niet mee.
Weggestuurd van de opleiding tot onderofficier. Een schande voor de kapitein, de sergeant en het hele onderdeel maar vooral voor mezelf. Dat zag ik zelf natuurlijk toch even anders. Mijn moeder kende iemand bij Defensie die kon zorgen dat ik om de hoek bij huis een luizenbaantje kreeg. Ik werd hofmeester! En niet zomaar een hofmeester! Maar een hofmeester op het hoofdkwartier. Voor halve dagen. Militaire dienstplicht vond ik nog steeds niets. De Russen konden ook hier ieder moment aanvallen maar dat maakte niets meer uit want ik was in 5 minuten thuis.
Veel meer gevaar zag ik in kapende Molukkers. Die de enkele keer dat ik op wacht moest staan. weleens het poortgebouw kunnen overvallen opzoek naar wapens. Mijn besluit was al genomen. Voor dat het me gevraagd werd zou ik mijn geweer en de 4 kogels overhandigen en er netjes bij zeggen: “Alstublieft meneer.”.
De Russen zijn niet gekomen en de Molukkers ook niet. Veertien maanden verlummeld voor niets. Koude Oorlog zat in de hoofden van onze leiders. Aan beide kanten vermoed ik, want waarom zou een Russische soldaat mij wel willen aanvallen. Die zat vast en zeker ook veel liever bij zijn moeder aan tafel.
Ter afsluiting wil ik nog even kwijt dat je geen man wordt in het leger, dat gedwongen kameraadschap onzin is en dat er krankzinnig veel mannetjes (tegenwoordig ook vrouwtjes) rondlopen met een minderwaardigheidscomplex. Deze mensen bedenken een vijand die ze maar eens een kopje kleiner moeten gaan maken uit hun naam.
Oorlog, warm of koud, waar is het goed voor? Nergens!