Het was niet vrijblijvend: eigenlijk kon je je er niet aan onttrekken: ga je in dienst (al dan niet met een ‘kader-verplichting’), manipuleer je de keuring en word je afgekeurd of ga je in procedure om als gewetensbezwaarde erkend te worden. Als achttienjarige moest je kiezen en elke keuze had gevolgen. Niet alleen kwam je in een van de kampen terecht: kapitalistisch militarist; militant communist of de wappies van die tijd: de overtuigde pacifisten.
Voor mannen was dat het meest verstrekkend, maar voor iedereen was het de vraag wat je vond van de oorlog in Vietnam, of je voor of tegen kernwapens was. Jaren later weer de kruisraketten; voor of tegen. Altijd waren er grote landelijke manifestaties.
Figuurlijk vormde het ijzeren gordijn de scheidslijn binnen de samenleving: binnen het onderwijs, het werk en alle andere sociale verbanden. Het was onmogelijk je eraan te onttrekken: de lessen maatschappijleer, de preek op zondag, het gesprek aan de koffiekar of keukentafel én in je persoonlijk leven. Dat impliceerde dat iedereen keuzes moest maken die meteen zichtbaar waren voor je omgeving. Maar ook implicaties in je praktisch leven hadden: 12 Tot 18 maanden verplicht in dienst; twee jaar vervangende dienst; in de avonduren als buitengewoon dienstplichtige bij de Bescherming Bevolking, gevangenisstraf als je de buitenwettelijke route koos.
Hoe zag dat kleur bekennen er voor mij uit? Over de oorlog werd in mijn omgeving nauwelijks tot niet gepraat; de blokkade van Westelijk Berlijn en de bevoorrading per luchtbrug (1948), de opstand in Hongarije (1956), de muur in Berlijn (1961), de Wenken voor de bescherming van uw gezin en uzelf’ (huis aan huis instructie), de dreigende atoomoorlog (Cuba 1963) en zelfs de Vietnam-oorlog (1955-1975) waren allemaal (mondiale) crises, die weliswaar waarneembaar waren, maar mijn onbezorgde jeugd niet in de weg stonden.
Dat werd anders toen op mijn 18e de oproep voor de keuring op de mat viel. Je moest een keuze maken: ga ik, al dan niet als een kuddedier en overtuigd, gewillig of lijdzaam verzettelijk, mee in de ‘main stream’? Verkies ik de erkende escape als gewetensbezwaarde of weigerde ik me zelfs in dat deel van het systeem te voegen?
Ik besefte dat ik weliswaar vredelievend was, maar geen absolute pacifist: een mondiale politietaak zag ik wel als vereist. (Al kwamen we met missies als die in Libanon toch wel van een koude kermis gedesillusioneerd terug). Dus wel een militair apparaat, maar geen ijzervreter. Praktisch: wel in dienst, maar dan in het humanitaire deel (de hospikken). Waarop zich de vervolgvraag aandiende: wel of niet met een verantwoordelijke positie ([onder]officiersopleiding of niet). Ik vond dat je in elke rol binnen een apparaat ertoe doet en een wezenlijke schakel bent. Met nogal wat moeite lukte het me om beide voorkeuren te verzilveren. Het leverde naast trots bij de een, vooral ook veel hoon uit de andere kampen op. Ik vond in elk geval dat ik een gewetensvolle keuze had gemaakt en daarin mijn verantwoordelijkheid nam. Ik heb er een zeer leerzame, inspirerende tijd aan overgehouden. Mijn positie binnen de staf van een kleine kazerne in een team waar kameraadschap de grootste waarde was, ongeacht verschillen in inzicht hebben me gevormd.
De arbeidsmarkt was slecht; er was dus geen baan in het verlengde van mijn opleiding. Maar wel een die aansloot op mijn militaire loopbaan: ambtenaar bij de Bescherming Bevolking (BB). Een instituut dat allengs meer aan betekenis inboette. Waar dienstplichtigen in de krijgsmacht nog bijdroegen aan maatschappelijke verankering, hadden de buitengewoon dienstplichtigen bij de BB met hun parttime inzet dat helemaal niet. De organisatie vergrijsde in alle opzichten en marginaliseerde. De potentieel toegevoegde waarde (awareness en voorbereiding op ook civiele noodsituaties) vervloog. In die zin is het kind met het badwater weggegooid.
Later diende zich ook weer de vraag aan of een (reserve-)officierschap te combineren was met een ‘controversiële’ opvatting over kernwapens, de implicatie van een NAVO-lidmaatschap bij een oorlog in Vietnam. Gelukkig groeiden we allemaal mee in het besef en droegen de volksbewegingen bij aan het einde van de koude oorlog. De muur viel, perestrojka, verbroedering leek het nieuwe perspectief.
Al dringt zich minstens de vraag op of het een nieuwe trend was of een golf in een permanente slingerbeweging, waarbij ideologische, economische en militaire conflicten van tijd tot tijd of dan hier dan daar opwellen en gruwelijke gevolgen hebben. Misschien was de koude oorlog niet meer dan één van de verschijningsvormen van het bestendige fenomeen ‘oorlog’.