Een foto van mijn jongenskamertje. Het is door de tijd een wazig beeld geworden. Ik weet nog dat ik het maakte met mijn eerste fototoestel, een Agfa Clack, gekregen voor mijn vijftiende verjaardag in 1961. Ja ik ben van 1946. Dat fotootje illustreert de wereldgeschiedenis met mijn tieneridolen. Een met hardboard gecreëerd kamertje op een zolder in Vlissingen. Een dakraam in het schuine dak en daaromheen foto’s van de Amerikaanse president John F. Kennedy, de Duitse zangeres Conny Froboess en de Britse zanger Cliff Richard. Later zou daar nog de foto van de Amerikaanse dominee en zwarte burgerrechtenleider Martin Luther King bijkomen. Ik kan het beeld van dat kamertje met mijn bed en bureautje nog zo voor de geest halen.
Ik ben geboren in – van wat ze toen noemden – de naoorlogse geboortegolf, nu hebben we het over de babyboomgeneratie. Opgegroeid in een tijd die ruim veertig jaar gedomineerd werd door de Koude Oorlog. Geen oorlog met wapengekletter maar een term die in 1947 bedacht werd door een rijke Amerikaan die adviseur was van verschillende Amerikaanse presidenten.
Als kind zal ik de term Koude Oorlog niet gekend hebben. Ik kan me niet herinneren dat er thuis veel over politiek gesproken werd. Mijn ouders lazen de krant en boeken uit de openbare bibliotheek, luisterden naar de radio met het hoorspel ‘de familie Doorsnee’ en vonden de Snip en Snaprevue prachtig. Maar ik dacht al vroeg na over de wereldgebeurtenissen uit mijn jeugd. Ik denk dat ik ongeveer tien jaar was, dat ik in mijn kinderbrein al een onderscheid maakte tussen goed en fout. Alles met ‘isme’ was fout, zoals fascisme, communisme en socialisme. Waarom? Dat weet ik niet.
De wereldgebeurtenis die op mij indruk maakte was dat er een mens de ruimte in werd geschoten. Had al eerder in de kranten gelezen over de wapenwedloop en de raketlanceringen door Amerika en Rusland, die toen nog Sowjet-Unie heette. Doel was om op de maan te landen. Wie dat kon zou het heelal beheersen was het idee. Op 12 april 1961 lukte het de Russen om als eerste een bemande ruimtevlucht de ruimte in te sturen. Die eerste mens was Joeri Gagarin. Ik was 14 jaar. Datum en naam staan nog steeds in mijn geheugen gegrift.
In datzelfde jaar 1961 stapte ik het arbeidsproces in als jongste bediende in een kruidenierswinkel van Albert Heijn in de Walstraat in Vlissingen. Daar kreeg ik een jaar jater in oktober 1962 met de Cubacrisis te maken. Wat dit betekende kun je op internet lezen. Maar wat ik mij nog herinner is dat mensen in paniek waren. De Tweede Wereldoorlog was nog maar net voorbij, al leek dat voor mij als tiener toen iets uit de oudheid. Er werd gevreesd voor een derde wereldoorlog. Mensen gingen hamsteren, de winkel van Albert Heijn werd steeds leger. Er kwamen in de winkelschappen legergroene blikken met noodrantsoenen, die gretig verkocht werden.
Ondertussen was ik lid geworden van een jongerenorganisatie Jonge Strijd van de vakcentrale NVV, later opgegaan in de FNV, de grootste vakcentrale die we nu nog kennen. Als nieuwsgierige en onderzoekende tiener wilde ik wel eens weten wat er in het communistisch manifest stond. Het was een boekje dat je niet zo maar in de boekwinkel kon kopen en dat prikkelde mijn nieuwsgierigheid. Het was een brochure die in 1847 door de beroemde Karl Marx was geschreven. De Sowjet-Unie had er de samenleving op ingericht. Nerveus bestelde ik het bij de toen bekende boekhandel Bikker in Vlissingen. Het kwam van de comunistische uitgeverij Pegasus. Kort daarna kwam er een meneer van de CPN (Comunistische Partij Nederland) aan de deur met de vraag of ik lid wilde worden. Niet gedaan, want zover ging mijn belangstelling ook weer niet. Weer enige tijd later een andere meneer aan de deur van BVD (Binnenlandse Veiligheids Dienst) met de vraag waar mijn belangstelling vandaan kwam. Zowel mijn ouders als ik zelf lieten dit met verbazing over ons heen komen.
In die periode werd ik actiever in de vakbond en bezocht er scholingsweekenden in conferentieoorden met namen als Evert Kupersoord en Troelstraoord. Vernoemd naar vroegere socialistische voormannen van vakbond en partij. Daar luisterde ik ademloos naar de geschiedenis van die arbeidersstrijd. Maar ook de actualiteit kwam aan bod. In Lunteren had de vakbond vakantieoord De Scheleberg, waar ik naast politieke vorming ook in aanraking kwam met cultuur. Ik zie me zelf nog op een zondagochtend, geheel in het zwart gekleed, in 1963 als 17-jarige zitten voor een dagopening in De Scheleberg over vrede en de waanzin van een wapenwedloop, alleen omdat er verschillende maatschappijvisies zijn. Toepasselijk werd begonnen met een muziekopname van Ases dood van Edvard Crieg.
Wat ik in het verre Zeeland ook met interesse volgde was de provo-beweging in Amsterdam. Die vrijheidsdrang sprak mij aan. Het was inmiddels 1965 en in november begon ik aan mijn militaire dienstplicht. De denkbeeldige vijand waar we misschien ooit tegen zouden moeten vechten waren de Russen. Ik kwam in aanraking met de geestelijke zorg in het leger en koos voor het humanisme. Een paar maanden later werd de Vereninging Van Dienstplichtige Militairen (VVDM) opgericht. Als vakbondsman werd ik natuurlijk gelijk lid en was ik in de Johannes Postkazerne in Steenwijkerwold het aanspreekpunt. Honderden dienstplichtigen schreef ik in als lid. Het was de tijd van actie voor lang haar en tegen de groetplicht, drang naar verandering. Mijn favourite muziek kwam van Boudewijn de Groot met nummers als ‘Welterusten meneer de president’, tegen de Vietnamoorlog.
Ook waren er veranderingen in de Nederlandse politiek, zoals de komst van de Boerenpartij. Naar een bijeenkomst in 1966 van die partij in Steenwijk ging ik tijdens mijn militaire dienstplicht in militair uniform naar toe om ze van repliek te dienen. Het stond de volgende dag in de krant. In dat jaar werd D66 opgericht die staatsrechterlijke veranderingen wilde. Enkele jaren daarna zegde ik mijn lidmaatschap van de PvdA op om lid te worden van deze nieuwe partij. Bij de PvdA was inmiddels ook NieuwLinks opgericht, eigenlijk een soort actiegroep binnen een partij, die vond dat de Duitse Democratische Republiek (DDR) erkend moest worden. Zover was ik nog niet.
Die maatschappelijke veranderingen kwamen er met het kabinet Den Uijl (1973-1977). Ik werd weer lid van de PvdA. De strijd binnen die partij laaide op toen het ging over kernwapens en straaljagers. Op tv zag en hoorde ik de PvdA-minister van Defensie Henk Vredeling op een congres de uitspraak doen: “Congressen kopen geen straaljagers.” In 1977 zat ik in de partijraad van die partij en stemde voor de motie van Piet Reckman (1928-2007) om een aantal kandidaat-ministers van het pas opgerichte CDA niet te accepteren. Ze waren de exponent van de Koude Oorlog-politiek. Het tweede kabinet kwam er niet. En al bleef men daar jaren nog over dromen, het zou er nooit komen. Toen Joop den Uijl (1919-1987) overleed liep de bevolking massaal naar de gemeentehuizen om een condoleantieregister te ondertekenen. Het was het einde van een tijdperk.
Sinds de jaren zestig had je naast de Vietnamoorlog ook de strijd tegen de rassendiscriminatie in landen als Zuid-Afrika, Namibië en Zimbabwe, dat toen nog een Britse kolonie was met de naam Rhodesië. Het waren de landen van de apartheid, waar de blanke minderheid heerste over de zwarte meerderheid. Landen waar revolutionaire activisten geholpen werden door de Russen en hun satelietstaten, die toen oostbloklanden werden genoemd. De oost-Europeese landen tegen over de west-Europeese landen met in het oosten de Russen en in het westen de Amerikanen als steun. In Nederland was een grote stroming die tegen de apartheid in de Afrikaanse landen was. Dat organiseerde zich in groepen met namen als Zuidelijk Afrikacomitee, Angolakomitee, Anti Apartheidskomitee. Vanuit mijn woonplaats Goes was ik betrokken bij de plaatselijke activiteiten van deze komitees. Het zou er toe leiden dat in 1990 Nelson Mandela (1918-2013) na vele jaren gevangenschap werd vrijgelaten en in 1994 de eerste zwarte president van Zuid-Afrika werd. Dat het ook anders kan lopen bewijst Robert Mugabe (1924-2019). Als anti-apartheidsleider van het vroegere Rhodesië werd hij in 1980 regeringsleider van Zimbabwe en zou dit tot 2017 blijven, waarbij hij zich ontwikkelde tot één van de meest bloeddorstige dictators.
Ik denk dat 1983 wel als een keerpunt in de Koude Oorlog retoriek in Nederland kan worden gezien. Al sinds de jaren zeventig was er een anti-kernwapenactie gaande. Uiteraard was ik daarbij betrokken. Jaren prijkte op de achterzijde van mijn oude caravan (een Kip dwerghoen) en grote sticker met het toen bekende anti-kernenergielogo met de lachende zon. De strijd tegen kernenergie en kernwapens ging vanzelf in elkaar over. Op 29 oktober 1983 was er in Den Haag een demonstratie tegen kernwapens. Uit iedere provincie, en ook uit Zeeland, gingen een groot aantal bussen naar Den Haag. Met naar schatting 550 duizend mensen staat dat nog steeds bekend als de grootste demonstratie ooit. Ook ik stapte in Goes op de bus en deelde flyers uit voor de oprichting van een links zangkoor. Het zou daarna tien jaar blijven bestaan als Solidariteitskoor De Bevelanden. Saillant detail: ik heb daar mijn latere partner Marleen Kuijl ontmoet, hetgeen voor ons later een echtscheiding betekende, waarna we 32 een samenwoonrelatie hadden tot haar overlijden op 23 juni 2022.
Op 9 november 1989 viel de Berlijnse Muur. De vroegere DDR – ook wel bekend als oost-Duitsland – werd herenigd met west-Duitsland tot de bondsrepubliek Duitsland. Twee jaar later viel de Sowjet-Unie uit elkaar en werden landen als Hongarije, Polen, Tsechië en Slowakije zelfstandig. Begin enentwintigste eeuw ben ik met mijn partner Marleen als toerist met een tent enkele van deze landen gaan bezoeken. Gedreven door nieuwsgierigheid. Men was nog niet gewend aan het Westerse toerisme. Kampeertereinen, vakantiechalets en waslokalen, hadden nog iets weg van een Russisch strafkamp. De Koude Oorlog was voorbij, een nieuwe tijd brak aan.