Na de tweede wereldoorlog, waarin mijn ouders veel van hun familieleden “kwijtgeraakt zijn”, vond mijn vader het een goed idee dat wij zo nodig in de Verenigde Staten terecht zouden kunnen. Mijn ouders hadden doordat zij tijdens die oorlog bij de GDN (Geheime Dienst Nederland) aangesloten waren, goede valse papieren. Valse papieren, waarin zij ook geregeld van identiteit veranderden. Daarmee en met wellicht een flinke portie geluk hebben zij overleefd. Desalniettemin of juist daardoor bestond de wens tot een uitweg, mocht die ooit wederom nodig blijken.Vanaf ongeveer 1950 was mijn vader ieder jaar wel een aantal weken, soms ook maanden voor zaken in de VS. Vanaf 1952 gingen mijn moeder en ik om het jaar een aantal maanden mee. Dat moest om in aanmerking te komen voor een Green Card.
Ook in 1956 waren wij weer maandenlang in de VS, dit keer op Long Island waar de ouders een klein appartement hadden gehuurd in het Jackson Hotel, aan de Boardwalk van Long Beach. Toen het in Europa en in de wereld weer onrustig werd (Hongarije en de Suez crisis) is op vader’s aandringen ook mijn grootmoeder (de moeder van mijn moeder) overgekomen.
Ik was pas 8 jaar en heb toen niet veel meegekregen over de politieke spanningen en gevaren maar het is mij later wel uitgelegd. Helaas heb ik geen foto’s van ons onderkomen, maar ik kan het me nog steeds goed voor de geest halen. Het kleine appartement dat in de wintermaanden natuurlijk goedkoop te huren was, de kitchenette, de ronde tafel en de warmwater- of verwarmingsbuizen langs de muur aan de kant waar ik altijd zat. De skating rink waar ik ‘smiddags naartoe mocht als ik mijn huiswerk voor de school in Nederland af had. En de koude zee voor de deur, waar iedere ochtend een man zwom, als therapie voor een in de tweede wereldoorlog opgelopen trauma.
De “koude oorlog” heb ik niet als zodanig beleefd, maar mijn inmiddels natuurlijk al lang verlopen Green Card heb ik nog steeds.