Mijn naam is Annemieke Kamoschinski-Portegies Zwart. Ik ben geboren in 1949 in Amsterdam uit het huwelijk van Lambertus (Ben) Portegies Zwart (13 juni 1916) en Geertruida (Truus) Barnhard (30 maart 1918). Voor de oorlog werd mijn zus Loek geboren (21 november 1938) en mijn broer Bert (13 januari 1939). Alle twee zijn ze inmiddels overleden.
De voorfamilie van mijn vader, mijn grootvader, is van Ameland. De moeder van mijn vader, Annemarie van Dam, is geboren in de plaggenhutten in Hardenberg. Ze vertrok naar Amsterdam na een verkrachting door de jongeheer des huizes waar ze dienstmeisje was. Ze raakte zwanger, kreeg een linnenkast met inhoud mee en ging op zoek naar een man. In Amsterdam ontmoette ze mijn grootvader Hendrikus Portegies Zwart die daar aangemeerd was als matroos op de grote vaart, de zeilschepen die naar Indiƫ voeren. Ze trouwden hoewel er geen sprake was van liefde, dat was zelfs voor mij als kind merkbaar. Uit deze verkrachtingszaak werd de halfzuster van mijn vader geboren, mijn tante Hennie, bohƩmienne en circusartieste. Naderhand beheerde zij een pension aan de Utrechtsestraat in Amsterdam. Ze woonde lang samen met de acteur Hans Tiemeijer die gevangen heeft gezeten in de oorlog in het concentratiekamp Vught.
Mijn vader was de oudste zoon in het gezin, naast zijn halfzuster waren er nog twee broers en een zus Nel. Deze laatste trouwde na de oorlog met een gewezen SS-er met wie ze in de jaren zeventig van de vorige eeuw zelfmoord pleegde. Mijn grootmoeder, overigens geen warme en hartelijke vrouw, deed vaak een beroep op mijn vader. Hij was meer vader van het gezin dan de zoon van zijn moeder. Mijn oma was een felle socialiste en aanhangster van Pieter Jelle Troelstra. Al vroeg werd mijn vader lid van de AJC (Arbeiders Jeugd Centrale van de SDAP, maar hij vond dit te āwolligā en te weinig politiek en werd voor de oorlog lid van de Communistische Partij Holland, de voorloper van de CPN.
Mijn moeder is van oorsprong van gereformeerde huize, maar werd, door toedoen van haar socialistische zwager, lid van de SDAP. Na het huwelijk met mijn vader werd ook zij lid van de CPN. Zij is opgegroeid op Curacao waar haar vader een baan had bij de Shell. In de crisistijd, de twintiger jaren van de vorige eeuw is mijn opa ontslagen en keerde het gezin terug naar Amsterdam en zijn in de Jordaan een pension begonnen. In de oorlog waren zij koster van de Lutherse kerk, de latere Rode Hoed in Amsterdam. Ze zijn alle twee jong gestorven.
Strijd tegen fascisme
Mijn ouders waren niet van die Rusland aanhangers, ze waren wel allebei fel gekant tegen het fascisme. Ze voerden altijd een fel pleidooi voor gelijke kansen voor iedereen, voor gerechtigheid en waren fel tegen discriminatie, vooral mijn vader.
Toen de CPN noodgedwongen ondergronds moest in het begin van de Tweede Wereldoorlog, werd mijn vader gevraagd zich in 1942 aan te sluiten bij de communistische verzetsgroep van Daan Goulooze. Hij werkte daar als marconist (zender). Het zenden had hij geleerd in zijn diensttijd. Hij zond met Moskou (Rote Kapelle en Comintern, zie het boekje van Hans Olink, āDe koeriers van Moskouā). Hij werkte Ā vanaf steeds wisselende adressen in Amsterdam. De zenders werden dus steeds verplaatst. Zijn hartsvriend Guus van Proosdij had in Moskou geleerd zenders te bouwen. De berichten waren gecodeerd en via een koerierster werden deze naar een andere plek gebracht waar ze werden gedecodeerd.
De groep is in 1943 verraden een deel is opgepakt. Mijn vader werd door de buurman op tijd gewaarschuwd toen hij op zijn werk was en ging niet naar huis terug. De GrĆ¼ne Polizei stond namelijk voor de deur en mijn moeder werd voor de ogen van mijn toen nog jonge broer en zus opgepakt en als gijzelaarster overgebracht naar de Euterpestraat, het SD gebouw, in Amsterdam. Daar is zij verhoord. Wat mijn vader deed, dat wist ze, maar namen en plaatsen werden door hem nooit genoemd, dus veel informatie had ze niet en toneelspelen kon ze als de beste. Ze leek onschuldig en na een aantal weken is ze vrij gelaten en haalde de kinderen op die bij haar ouders logeerden. Vanaf die tijd zorgde zij twee jaar lang alleen voor de kinderen. Mijn vader heeft 42 onderduikadressen gehad. Zodra hij zich ergens niet veilig voelde vertrok hij meteen. Vlak voor de bevrijding keerde hij naar Amsterdam terug en na de bevrijding moest ons gezin de draad weer zien op te pakken. Niet zeuren en hard werken was het motto van mijn ouders. Tot mijn vader in de jaren zeventig van de vorige eeuw op was. Hij was een van de eersten die een WUV (Wet Uitkering Vervolgingslachtoffers) kreeg. Mijn moeder kon deze uitkering ook aanvragen, maar Ć©Ć©n uitkering vonden mijn ouders genoeg, anders maakte je maar misbruik van collectieve voorzieningen vonden ze. Hiernaast ontving mijn vader halverwege de jaren zeventig het Verzetsherdenkingskruis. Wie dat voor hem aangevraagd heeft of hebben weet ik niet. Mijn ouders woonden toen al in Drenthe en mijn vader weigerde dit op te halen vanwege de rol van de burgemeester bij het geven van toestemming voor het bespioneren van hem en mijn moeder. Het verzetsherdenkingskruis is naar hem opgestuurd.
Daan Goulooze is na de oorlog door de CPN lang verdacht gemaakt, als ware hij een spion van de Duitsers. Dit verhaal is weliswaar ontkracht, maar zijn uitzetting uit de partij eiste zijn tol. Niet alleen voor hem, maar ook voor de mensen die aangesloten waren bij zijn verzetsgroep.
Gevolgen van de oorlog
In de loop van de naoorlogse jaren deden de gevolgen van de oorlog zich gelden. Alle angst, agressie, maar ook het volledig negeren door de overheid van het communistisch verzet, en de machtsstrijd binnen de naoorlogse CPN eiste zijn tol. Het was de start van de Koude Oorlog en ik kan, nu ik inmiddels 73 ben, daar niet anders dan met heel vervelende gedachtes aan terug denken. Ā Overigens was mijn geboorte in 1949 een feestje, mijn ouders wilden nog āeen kind dat alles zou doen vergetenā na de oorlog. De gevolgen van de oorlog voor mijn zus en broer waren groot. Het zien ophalen op ruwe wijze van mijn moeder, haar wekenlange afwezigheid, de langdurige afwezigheid van mijn vader en de angst eromheen eisten hun tol bij mijn zus en broer. Gedurende hun leven kampten ze met psychische problemen. Mijn broer heeft uiteindelijk ook een WUV ontvangen. Mijn zus wilde dit nooit aanvragen.
Mijn vader bleef na de oorlog werkzaam bij de Amsterdamse Droogdok Maatschappij, waar hij voor de oorlog al werkzaam was. Hij kwam met zijn 14e van school, moest werken, maar via de avondschool en zijn talent bracht hij het uiteindelijk tot procuratiehouder bij de ADM. Na de oorlog stuurde de ADM hem naar Zuid-Afrika om te onderzoeken of het verstandig was daar een scheepswerf op te zetten. Toen mijn vader met eigen ogen zag hoe de zwarte bevolking werd gediscrimineerd, gekleineerd en geschoffeerd keerde hij naar Nederland terug. āHier laat ik mijn kinderen niet in opgroeienā, zei hij tegen mijn moeder die thuis was gebleven tot ze definitief naar Zuid-Afrika zouden vertrekken. Was het een lieve vader? Ja, dat was hij, alleen zo recht door zee, dogmatisch en volstrekt eerlijk dat je daar als kind niet tegenop kon. Mijn moeder met haar vrolijke aard heeft ons gezin enigszins gered. Er zijn diverse redenen waarom mijn vader als communist werkzaam kon blijven bij de ADM. Mijn vader was onomkoopbaar en dus volstrekt eerlijk en een keiharde werker. Onomkoopbaarheid was in de wereld van de scheepsreparaties een groot goed heb ik na mijn vaders dood begrepen.
De Koude Oorlog
Communist zijn was voor veel Nederlanders na de oorlog aanvankelijk niet zo beladen, zij hadden inmiddels āgoedā werk gedaan in de oorlog, maar na de Hongaarse Opstand kwam de hetze op gang. De Nederlandse overheid was al na de oorlog gestart met een anticommunistische houding en diverse maatregelen waarbij angst voor het communisme een grote rol speelde. Communisten waren staatsgevaarlijk. Voor mij was de eerste confrontatie met het communisme de Hongaarse Opstand in 1956. Ik ging naar een basisschool waarbij het hoofd van de school een partijgenoot was en ik zat in de klas zat bij de echtgenote van het hoofd. Geheimzinnigheid, dat is het woord dat mij te binnen schiet als ik het heb over die periode. De krant de Waarheid kwam in een gesloten envelop. Praten over partijbijeenkomsten die bij leden thuis plaats vonden werden met geheimzinnigheid omhuld.
Als meneer Diamant bij ons aanbelde met de boekentas van de communistische boekhandel Pegasus, rende mijn broer naar beneden om heel snel open te doen. Op zoān avond kwamen (voormalige) partijgenoten bij elkaar om met elkaar te discussiĆ«ren over het historisch imperialisme en het Communistisch Manifest. In ons kleine bovenhuis in Amsterdam-West hoorde ik alles. Als ik naar school kwam stond er zeer regelmatig een in het donker geklede man op de hoek van de straat naar ons huis te kijken. āNiet kijkenā zei mijn moeder altijd. Niet kijken en niet praten waren belangrijke uitgangspunten bij ons thuis. Toen we telefoon kregen was dit feestelijk, maar minder feestelijk was dat er altijd bij het opnemen van de hoorn een klik volgde. De telefoon werd afgeluisterd en wij als kinderen moesten dan vaak meteen neerleggen. De communicatie naar buiten verliep dan meestal ook niet via de telefoon. Op zijn reizen naar het buitenland voor de ADM is mijn vader regelmatig geschaduwd. Lid van de partij was hij niet meer, maar hij stond te boek als een overtuigd communist, dat was bekend. Als er onrecht dreigde voor de arbeiders, ook op de scheepswerf, dan mengde hij zich altijd in de discussie en stak zijn politieke voorkeur niet onder stoelen of banken.
De Cubacrisis en alles daaromheen was een buitengewoon spannende tijd. Het volgen van het nieuws, de onderlinge correspondentie van (oud)partijgenoten leverde extra spanning op. En.. hou me ten goede, binnen de CPN rommelde het altijd en men schrok er niet voor terug partijgenoten zwart te maken. De mensen die bij ons over de vloer kwamen waren familieleden van mijn moeders kant, mijn vaders halfzuster en mede-communisten, vaak de partijgenoten die de oorlog hadden overleefd. Onderling hadden ze heftige discussies over de koers van de partij en de weg die het communisme diende op te gaan. De familieleden van mijn vader kwamen niet. Daar zij mijn moeder niet hadden geholpen bij mijn vaders afwezigheid in de oorlog waren ze niet welkom, behalve zijn halfzuster. Het ging zo ver dat mijn vader een briefje had liggen bij zijn persoonlijke spullen dat ze niet op zijn begrafenis mochten komen. We hebben ons daaraan gehouden natuurlijk.
Niet alleen onze ouders werden geconfronteerd met dit verleden, ook wij als kinderen. Mijn broer was een getalenteerde basketballer en zijn Amsterdamse basketbalteam ging op bezoek in Amerika. Hij kon niet mee, de toegang werd hem geweigerd. Dat was in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Mijn zus verhuisde met haar tweede echtgenoot in de tachtiger jaren naar Utah in de VS. Ze was bang daar omdat ze regelmatig werd gevolgd daar. Omdat ze psychische klachten had geloofden veel mensen haar niet, uit gesprekken met haar na haar terugkomst naar Nederland bleek dit geen paranoia te zijn, maar werkelijkheid.
Het volgen van mijn beide ouders is lang, heel lang doorgegaan. Ik leerde jong mijn huidige echtgenoot kennen, woonde al heel jong samen en toen wij met onze kleine kinderen naar Drenthe verhuisden kwamen mijn ouders vanuit het westen van het land ook die kant op en vestigden zich in Zuidwolde onder Hoogeveen. Toen het huis naast mijn ouders vrij kwam, kwam daar een ouder echtpaar wonen en van meet af aan zei mijn vader dat de man een voormalig politiechef was die daar was neergezet om mijn moeder en hem te volgen. Daar we gewend waren dat niemand in onze omgeving dit soort verhalen geloofden hielden we dit onder ons. Zoals alles. Ik heb het over 1978. Ook dit verhaal bleek te kloppen. Toen ik jaren later, mijn ouders waren al overleden, het archief van mijn vader opvroeg bij de Binnenlandse Veiligheid Dienst was daar een papier bijgevoegd met een handtekening van de burgemeester van Zuidwolde. Hij gaf toestemming dat inspecteurā¦ā¦ā¦ in de gaten hield waarom er een schotel was neergezet in de tuin van mijn ouders. Mogelijk werd deze gebruikt voor het zenden met Moskou. Bij nader inzien bleek dit een schotel te zijn voor een betere ontvangst van de tv. Ook dat stond op papier. Onze dochter woonde tot drie jaar geleden in New York met haar gezin. In de tijd dacht wij hen bezochten ben ik bij de controle bij aankomst twee keer uit de rij gehaald na het zien en controleren van mijn paspoort. Ik moest een paar keer mijn meisjesnaam spellen, op mijn vraag waarom dit was kreeg ik geen antwoord. Na een uur in een gesloten ruimte te hebben gezeten, overigens met meer (donkere) mensen die waren aangehouden, mocht ik door.
Zijn politieke idealen is mijn vader altijd trouw gebleven. Niet zozeer als āvolgelingā van de communistische landen, maar als voorvechter van democratie en als antifascist. Ditzelfde gold ook voor mijn moeder. Gemakkelijk was dit niet als kind en het verwijt van mijn zus dat dit haar leven zo negatief heeft beĆÆnvloed begrijp ik.
Als vrijwilligster bij het Nationaal Monument Kamp Vught zal ik altijd het verhaal van de gevolgen van vervolging, discriminatie en uitsluiting blijven vertellen. Toch blijft me iets dwars zitten. In deze tijd, waarin allerlei groepen excuus moet worden aangeboden door de Nederlandse Overheid blijven de oud-communisten en hun gezinnen wel erg achter. Vergeten is dat het merendeel van de communistische verzetsmensen de oorlog niet heeft overleefd en na de oorlog verguisd en jaren gevolgd zijn, dat blijft pijn doen. Voor mij is de Koude Oorlog dan ook niet iets van vroeger, maar heeft ook gevolgen voor mij.
Ik had dus genoeg reden om dit verhaal op papier te zetten.