Ergens op deze site zwerft mijn verhaal met de titel ‘Een geheimzinnig kamp’. Ik voeg er nu een tweede deel aan toe, omdat ik een vraag kreeg. Maar eerst even een korte samenvatting van wat in het eerste deel de revue passeerde. Na een opleiding van zes maanden tot dienstplichtig telegrafist in Ede werd ik overgeplaatst naar Kamp Holterhoek in Eibergen. Van maart 1968 tot maart 1969 zat ik daar in één van de vijf ploegen die het Russische telegrafie- en telexverkeer afluisterden. Twaalf maanden in een geluiddicht hok met twee kortegolf-ontvangers en een telexmachine.
Nu naar de vraag. Ik beweerde dat het Russische cyrillische alfabet 31 letters bevatte en dat de nieuwbakken afluisteraars er dus aangekomen in Eibergen eerst vijf morsetekens bij moesten leren. Klopt dat wel? Het Russische alfabet kent toch 33 letters? Jazeker. Inderdaad telt het cyrillisch 33 letters, maar de telegrafisten van het Rode Leger werkten met een standaard letterset van 31 stuks. Ik weet nog precies welke vijf tekens ik eerst onder de knie moest zien te krijgen voordat ik bij een afluisterploeg werd ingedeeld. Overigens ken ik het gehele morsepakket (letters, cijfers, leestekens) na meer dan een halve eeuw nog steeds op mijn duimpje. Het is er in Ede zeer gedegen ingestampt, dat raak ik nooit meer kwijt. En dat terwijl tegenwoordig helemaal niemand het meer gebruikt, op een paar zendamateurs na.
Nog even een paar anekdotes die in het eerste deel van mijn verhaal niet aan de orde zijn gekomen? Vooruit, ze geven een aardig inzicht in het leven van een dienstplichtige soldaat die aan het eind van de jaren zestig zijn steentje bijdroeg aan de Koude Oorlog.
Aan het eind van de opleiding in Ede bleek dat ik te weinig schietbeurten had gehad. Eén dag voor vertrek naar Eibergen ben ik onder het wakend oog van een sergeant met mijn UZI-pistoolmitrailleur nog snel op de schietbaan een paar kogels gaan afvuren. Ik raakte geen enkele schijf, ik raakte feitelijk helemaal niets, maar dat deed er kennelijk niet toe. Ik had mijn minimum aantal schietbeurten nu vol gemaakt….
De militaire administratie in Ede liet ons een wereldreis maken toen we werden overgeplaatst naar Eibergen. Men had ons ‘vrij vervoertjes’ voor treinen en bussen verstrekt via een route die duidelijk maakte dat men totaal niet wist wat de kortste weg naar Eibergen was. Ik heb op die dag de halve Achterhoek gezien.
De trein van Zutphen naar Lichtenvoorde-Groenlo passeerde eerst een overweg en stopte direct daarna langs het perron. Maar dan gingen de spoorbomen open en ‘ontsnapte’ de bus richting Eibergen. Die stond namelijk altijd voor de bomen te wachten, de soldaten die naar Eibergen moesten konden rennen zo hard ze wilden, de bus was verdwenen. Wij gooiden het op een akkoordje met de machinist van de trein. Als hij soldaten in uniform zag, stopte hij midden op de overweg, zodat we de bus nog wel konden halen. Een perfect staaltje hulpvaardigheid van de NS!
Na verloop van tijd nam bijna iedere soldaat een fiets of een brommer mee naar Kamp Holterhoek, om af te zijn van het halve uur lopen naar de rand van Eibergen, waar de bushalte zich bevond. Ik heb heel wat keren per Mobylette het traject Kamp Holterhoek – station Lichtenvoorde-Groenlo afgelegd, ook midden in de winter. Ongeveer 30 minuten brommen. Koud!
Als we nachtdienst hadden, ging één van ons eieren halen bij de boer naast het kamp. Het afluister-gebouw had namelijk een keukentje, waar we lekkere gebakken eieren produceerden om de nachtelijke honger te stillen. De ‘eierhaler’ nam om de eitjes te vervoeren zijn binnenhelm altijd mee naar de boer. Ik heb nog een foto van het moment dat hij met de eieren in zijn omgekeerde helm onze ploeg-barak binnen wandelt.
In augustus 1968 was de paniek groot in Kamp Holterhoek, toen het Sovjet-leger had besloten een einde te gaan maken aan de Praagse lente. Uit het afgeluisterde radioverkeer hadden wij natuurlijk die inval in Tsjechoslowakije moeten zien aankomen. Maar nee, de Radionieuwsdienst van het ANP bracht ons via Hilversum 1 op de hoogte, ‘s ochtends om 07.00 uur. Wij dienstplichtigen vonden dat lichtelijk komisch, maar het beroepspersoneel kon er de humor in het geheel niet van inzien.
Het lachen verging de soldaten snel, want de vijf-ploegen-dienst werd buitenspel gezet en vervangen door een vier-ploegen-dienst. Per ploeg zaten er daardoor meer afluisteraars op hun post, maar we hadden ook ineens veel minder gelegenheid om na de nachtdienst thuis fatsoenlijk bij te kunnen slapen. Na een maand of anderhalf liep iedereen op zijn tandvlees en werd met algemene instemming de vijf-ploegen-dienst in ere hersteld.
De ploeg waarin ik meedraaide had dienst tijdens de Kerstdagen van 1968. Er was voor een imposant kerstdiner gezorgd, dat wij eenvoudige soldaten mochten komen verorberen in de onderofficiers-mess. Niet van de ons bekende stalen borden, maar van keurig wit porselein. Op de tv volgden we met lichte ontroering de vlucht van de Apollo-8 richting de maan en hoorden we de astronauten Lovell, Anders en Borman een stukje voorlezen uit het Bijbelboek Genesis. Borman sloot af met: “And from the crew of Apollo 8, we close with good night, good luck, a Merry Christmas, and God bless all of you – all of you on the good Earth.” Laat op de avond, tijdens onze dienst in het afluister-gebouw, werden we ineens verrast door de komst van het Leger des Heils. Onder begeleiding mochten de Heilsoldaten alle leden van de ploeg af voor een opbeurend woord en wat kleine geschenken. Een boek en de nodige lekkernijen, als ik me goed herinner.
De ploegcommandant, een lichtelijk gesloten beroeps-sergeant, keek eigenlijk nooit naar mij om, hoewel ik redelijk geïsoleerd achter een dikke dubbele deur in mijn hok zat. Ik zou het best aardig hebben gevonden als hij af en toe zijn hoofd eens om die deur had gestoken om te informeren of ik nog leefde. De man had een Indische achtergrond en heeft het pas op de laatste dag dat we dienst hadden bij mij weer een beetje goed gemaakt. Vanwege het afzwaaien van de drie jongens van de lichting 67-5 had hij voor de gehele ploeg van 15 mensen zelf loempia’s gebakken. Verrukkelijk!