Mijn oom Jan woonde in een portiek flat in Overschie. Oom Jan was een nerveuze man van zichzelf maar tijdens de cuba-crisis was hij in alle staten.
Elke ochtend liep hij naar de brievenbus in het gezamenlijke portiek om de krant te halen. Toen de crisis op zijn hoogst was (de kernkoppen op het Russische schip waren bijna bij cuba aangekomen) rende oom Jan, dit keer haastig in zijn blootje, naar de brievenbus. Het was heel vroeg en de krant was net bezorgd. Hij las snel de kop en op dat moment waaide de deur van zijn woning dicht. Daar stond hij poedeltje naakt met de krant in zijn hand. Hij bedacht zich geen moment en rende de straat op. De krant uiteraard voor zijn edele delen. Hij rende langs het plantsoentje richting zijn zus die 2 straten verderop woonde.
Een vrouw met een hondje stond aan de grond genageld naar hem te kijken. Mijn oom ging in gewone pas lopen en knikte naar haar. De vrouw draaide zich snel om en maakte dat ze weg kwam. Mijn oom Jan zette het weer op lopen. Zo snel als hij kon stoof hij de straat uit en de hoek om en belde bij zijn zus aan. Dat duurde even en schichtig keek hij rond en blij dat de deur open sprong rende hij naar boven schreeuwend ‘kijk maar niet gek op maar de russen zijn er nu bijna’.
Een paar dagen na mijn eindexamen
Begin juli 1954 moest ik me melden in Nijmegen. Ik dacht helikopterpiloot te worden. Daarom dacht ik de Koninklijke Luchtmacht zit op mij te wachten. Niet dus. Infanterie-opleiding rond Nijmegen, schuttersputjes graven, gamellen schoonmaken na de maaltijden in de...