Voor schippersjongen Tjeerd de Vries (1937) begon zijn diensttijd in 1956 in Vught in de Lunettenkazerne. Na de militaire vaaropleiding werd hij veerschipper bij de uiterst geheime IJssellinie, waar de rivier moest worden afgesloten om het land onder water te zetten.
“Toen ik in 1957 naar Welsum ging, wist ik dat ik veerschipper op de IJssel werd. Maar verder was er niks gezegd. Ik wist wel dat ‘het Object’ een heel belangrijke verdediging was. Het was in de tijd dat de Russen in Hongarije waren. We waren versneld opgeleid door een commandant die dacht dat we over een maand aan het front konden liggen. Ons was duidelijk gemaakt dat je er niet over mocht spreken. Ook mocht je niet zeggen waar je onder dienst lag. Thuis vertelde ik alleen de leuke dingen die ik meemaakte. Voor de mensen in de omgeving was het niet zo’n geheim. Die zagen wel dat het om een afsluiting ging maar waarvoor die was, daar waren ze niet mee bezig.
Als schipper droegen we een simpel werkpak, gymschoentjes zonder veters en een baret. Zo waren we gekleed omdat je daarmee kon zwemmen voor als je uit de boot zou vallen. Dat gold ook voor de mensen die we overzetten. Voordat we gingen varen moesten die de veters uit hun schoenen halen en zware kleding uitdoen. Ik heb wel eens een officier daarop aangesproken. Die wilde mij niet gehoorzamen als ‘half geklede’ soldaat. Gelukkig zei onze eigen luitenant: ‘Hier ben ik de commandant en ik beslis wat er gebeurt’.
Elke dag en nacht liepen de wachten met scherp in het geweer. Elke avond gebeurde er wel iets. De wachten hadden oude geweren die nog van de Amerikanen waren geweest. Deze waren altijd scherp geladen. Wanneer een wacht werd afgelost dan moest die zijn geweer ontladen. Ook de laatste kogel moest eruit en dat ging wel eens mis.
Voor ons was het in de nacht buiten best gevaarlijk. Het was dan pikkedonker. De jongens die op wacht stonden, waren vaak nog maar net in dienst en nerveus. Ze hadden de consignes dat ze alles wat daar niet hoorde moesten aanspreken met ‘Sta stil of ik schiet’. Een keer in de nacht liep er een koe. De wacht riep wel ‘Sta stil of ik schiet’, maar dat beest liep door. De volgende dag lag die koe wel in de wei met de pootjes omhoog.
De wachten moesten ook het afweergeschut bewaken dat overal in de uiterwaarden stond. Met hoog water was het voor ons extra druk. Dan konden ze daar niet over land komen en brachten wij hen daarnaartoe. Als schippers moesten we precies weten waar de hekken en afrastering in vrij ondiep water stonden. In alle spannende situaties moest ik alert zijn. En dan vergeet je het om bang te zijn.”
De verhalen over de Koude Oorlog in Gelderland zijn ook gebundeld: mail: werkgroeporalhistorygelderland@gmail.com.