Mijn oudere broer hoefde niet in dienst: hij was van 1959, een lichting die wegens ‘teveel’ was vrijgesteld. Ik moest wel. Maar wilde ook wel mijn steentje bijdragen. Zelfs als dat 16 maanden zou duren. Maar eerst wilde ik geschiedenis studeren en vroeg uitstel. Toen ik me jaren later bij het keuringskantoor meldde, was de wereld inmiddels sterk veranderd. Het was eind 1988. Overal waren burgers in Oost-Europa geweldloos in opstand gekomen tegen het communistische regime, galmden de begrippen glasnost en perestrojka, en wankelde de Muur.
Maar bij het squadron 311 op vliegbasis Volkel, waar ik na een opleiding op de Isabellakazerne in Vught en de Oranjekazerne (OCGLS) in Schaarsbergen, was ingedeeld bij GLO/INTELL, bleef veel schijnbaar bij het oude. Doelen werden op kaarten geplot, missies gevlogen, rapporten geanalyseerd en de toegangspoort als vanouds streng bewaakt.
In die sleuteljaren kreeg ik behalve met het ‘papieren’ vijandbeeld tweemaal te maken met de ‘echte’ vijand. De eerste keer was toen we met een groep dienstplichtigen een bezoek brachten aan de Duits-Duitse grens waar je vanaf een houten stellage oog in oog kwam te staan met de DDR-grensbewakers. We bespioneerden elkaar met verrekijkers. Heel onwerkelijk allemaal, als in een film. Wie waren dat, waar kwamen ze vandaan, wat deden ze met de info die ze over ons verzamelden? Je herkende hun uniformen en voertuigen, zoals je ze had ‘geleerd’. Bekeek de rijen hoge hekken en het niemandsland van het spreekwoordelijke IJzeren Gordijn, en vreesde voor de Duitse herdershonden. Dit was allemaal net voor de Val van de Muur in november 1989.
De tweede keer was toen ik na mijn afzwaaien begin 1990 naar Berlijn afreisde (in mijn dienstrijd mocht ik dat gezien mijn functie niet). Ik wilde met eigen ogen de ‘andere kant’ zien en zelf die beruchte grens en de spionnenbruggen oversteken. Ik begon bij de Wannsee. Daar liep tot voor kort de Muur dwars doorheen. Ik ontmoette er een Oost-Duitse ex-grenswachter die een jaar eerder ‘s nachts het meer was overgezwommen en zo met gevaar voor eigen leven was gedeserteerd naar het ‘vrije’ westen. Hij was verdwaasd en verbaasd dat de Muur onverwachts en zonder bloedvergieten was gevallen. Had ie daar nou al die moeite voor gedaan? Hij worstelde met de vraag of hij moest blijven of toch terugkeren naar zijn geboorteplaats in de DDR? Hij wist het echt niet. Na uren kletsen namen we afscheid nadat ook ik had verteld over mijn diensttijd en mijn bezoek aan de oostwestgrens een jaar eerder. We klopten elkaar broederlijk op de schouder en ieder ging zijn weg. Ik zal hem nooit vergeten.
En toen ik ‘s avonds door de straten van Potsdam slenterde, liep ik in de armen van een groepje jolige Sovjet-soldaten. We spraken met handen en voeten. Het werd duidelijk dat ze blij waren dat ‘het’ voorbij was en ze dachten snel huiswaarts te kunnen keren. Een van de soldaten matchte niet met het beeld dat ik van ‘de Rus’ had. Zijn gezicht was anders, ‘Chineser’. Hij bleek afkomstig uit de toenmalige satellietstaat Kazachstan. Ook de andere soldaten kwamen van ver.
33 jaar later bekijk ik opnieuw het zwartwit portret dat ik van hem had gemaakt. Hij had geen enkel vermoeden dat de Duitse hereniging binnen enkele maanden een feit zou zijn en een jaar later zelfs ‘hun’ land, de Sovjet-Unie, uit elkaar zou vallen en een einde maakte aan de naoorlogse bipolaire machtsstructuur. Tja. Hoe zou het met deze mensen zijn? Wat zou er van hun geworden zijn? Heeft het einde van de Koude Oorlog hen gebracht waar ze op hadden gehoopt? Ik was toen zelf enorm opgelucht dat de Koude Oorlog en daarmee de onnatuurlijke deling van Europa voorbij was. Niemand kon toen echter vermoeden dat decennia later aan de buitengrens van Europa een echte oorlog met gevechten van man tot man zou woeden.