Ik (1959) groeide op in de Sovjet-Unie. Nadat in 1999 de tweede Tsjetsjeense verwoestende oorlog uitbrak ben ik Grozny ontvlucht en woon nu bijna twintig jaar in Wageningen.
“Toen ik klein was, woonden wij in Grozny in een oud Tsjetsjeens huis. Toen stonden er heel veel huizen leeg, want Stalin had begin 1944 de Tsjetsjeen naar Kazachstan gestuurd. Mijn ouders werkten allebei. Ik had geen opa’s en oma’s en ging naar de kinderopvang. Die was voor kinderen van twee maanden tot en met zes jaar. (Op de groepsfoto uit die tijd sta ik precies onder het portret van Lenin.)
Met zeven jaar ging ik naar school. Daar moest je meteen leren lezen, schrijven en rekenen en elke dag huiswerk doen. In de klas moesten we alles zelf schoonmaken. Toen we klein waren deden onze ouders dat. Ik kon makkelijk leren en genoot van de feesten. Op het Nieuwjaarsfeest kregen we cadeautjes van opa Vorst. Het herfstfeest was altijd leuk. We lazen gedichten voor en zongen liedjes. Na tien jaar deed ik eindexamen waarna ik alsnog toelatingsexamens moest doen voor de universiteit. Daar heb ik geografie gestudeerd.
Wanneer je in klas 1 goede cijfers haalde en je goed gedroeg, dan werd je ‘Oktoberrevolutiekind’. Je kreeg dan een sterretje met het portret van Lenin. In klas 3 kon je ‘Pionier’ worden: je kreeg een rood sjaaltje plus een speldje. Op je veertiende als Komsomol-lid was het een speldje in de vorm van de rode vlag met Lenin erop. Ook aan gymnastiek en atletiek werden strenge eisen gesteld. Wanneer je daaraan voldeed werd je ‘Daterjo’. Dat betekende ‘klaar voor arbeid en defensie’. Je moest echt aan alle schooleisen voldoen. Anders kreeg je geen diploma.
Er was niet veel te kiezen, ook de woning niet. Maar daar hoefde je ook niet voor te betalen. Toen ik tien jaar was, verhuisden we naar een nieuwe woning. In Grozny waren heel veel dezelfde betonnen flatgebouwen gekomen. In elk gebouw waren woningen voor 110 families. Het was de norm dat wij voor ons gezin met drie een tweekamerwoning kregen. Ik sliep in de ene kamer. Vader en moeder sliepen in de woonkamer op de bank.
Altijd en overal, ook op straat, waren portretten van Lenin, in elk klaslokaal, aula en sportzaal van school. Wij zijn opgevoed als jonge communisten. In die tijd waren in Rusland alle mensen gelijk. We gingen naar school met hetzelfde uniform. De huizen zagen er hetzelfde uit, ook binnen. We leerden dat ons land beter was dan de kapitalistische landen. Over Amerika hoorden we negatieve verhalen. Daar waren zwarte mensen die echt arm waren en witte rijke mensen die niets deden om die situatie te verbeteren.
Wij waren vanzelfsprekend bang voor oorlog. We mochten dan wel niet altijd boter en vlees hebben, als er maar geen oorlog komt alsjeblieft. ‘Maak maar raketten om ons te beschermen’.”
De verhalen over de Koude Oorlog in Gelderland zijn ook gebundeld. Belangstellenden kunnen een magazine bestellen bij Werkgroep Oral History Gelderland mail: werkgroeporalhistorygelderland@gmail.com.