Het was 1990, ik was 18.
Ik werd opgeroepen voor dienstkeuring in Deventer. Ik kwam daar tussen een paar honderd jongens terecht die allemaal precies zo oud waren als ik. Een vreemd gevoel, en ik vond het meteen niet leuk. Ik werd goedgekeurd en dat vond ik helemaal niet leuk. Ik wilde geen 14 maanden ākwijt rakenā want zo voelde het.
Nu was ik al behoorlijk lang en nog steeds aan het groeien 1.97, 1.98, 1,99. Ik wist dat je bij 2 meter lengte afgekeurd zou worden, dus ik besloot een herkeuring aan te vragen in de overtuiging dat ik de komende maanden die 2 meter zou aantikken. Nog 1 cm erbij en ik win 14 maanden.
De herkeuring werd geaccepteerd en ik moest voorjaar 1991 komen opdagen in een herkeuringstation in de Kol Six kazerne in Amsterdam. De keuring kwam dichterbij, maar de groei bleef steken op 1 meter en 99 centimeter. Nu had ik gehoord dat een mens in de ochtend altijd net iets langer is om dat het kraakbeen van het ruggenmerg iets inzakt als je staat. De herkeuring stond op een maandag gepland.
Het weekend voor de keuring ben ik met steun van mijn ouders 2 dagen lang, 48 uur in bed blijven liggen. Ik kwam er alleen even uit voor toilet en combineerde dat met aan een rekstok hangen. Om nog zekerder te zijn stootte ik mijn hoofd precies op de meetplek hard tegen de muur voor een bult van zeker een paar millimeter.
Op maandagochtend reed mijn vader de Volvo stationcar achteruit richting de voordeur. De achterbank was plat gelegd en ik ben horizontaal, liggend achter in de Volvo, van Arnhem naar Sloterdijk gebracht. Daar aangekomen werd ik voor de deur afgezet. Binnen in werd me verteld dat ik de rode lijn moest volgen en ik kwam in een lege ruimte met een stoel. Ik ging niet zitten maar liggen. Het hoofd van de indelingsraad kwam binnen, een kleine man en hij moest op de stoel gaan staan om mij goed te kunnen meten: Twee meter en anderhalve centimeter (2015mm!). Afgekeurd!
Ik belde mijn moeder op, die was dolblij alsof haar verloren zoon zou terugkeren van het slagveld.