Als kerkarchivaris kwam informatie tegen over het gebruik van een plaatselijk kerkelijk gebouw i.g.v. een situatie dat er weer distributiebonnen uitgegeven moesten worden. Daarover heb ik ooit een stukje geschreven voor blad van een lokale historische vereniging. Dit stukje volgt hieronder:
Telefoonlijnen voor de Distributiedienst
Aan het eind van de 60-er jaren van de vorige eeuw hield men er, vanwege de Koude Oorlog, ernstig rekening mee dat men nog wel eens tot distributie van schaarse goederen moest overgaan.Ā In en kort na de Tweede Wereldoorlog was dat ook het geval geweest. De in de Distributiewet ingestelde Distributiedienst was nog (slapend) aanwezig.Ā Als die dienst weer actief zou moeten worden had deze op diverse plaatsen distributiepunten nodig waar distributiebonnen uitgegeven konden worden.Ā Het verenigingsgebouw Het Brandpunt bij de Hervormde Kerk in Hoofddorp was zoān beoogd distributiepunt.
Op 25 april 1968 stuurt de Gemeente Haarlemmermeer namens het hoofd van de Distributiekring 031 een brief aan de Kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente Hoofddorp waarin ze meedeelt dat āde Minister van Economische Zaken hem gemachtigd heeft om in buitengewone omstandigheden op grond van het Algemeen Vorderingsbesluit 1940 het gebruik te vorderen van Het Brandpunt t.b.v. de huisvesting van de Distributiedienst van de kring Haarlemmermeerā.
Omdat men toen natuurlijk nog niet de beschikking had over een mobiel netwerk, had men op het distributiepunt dan behoefte aan een aantal extra beschikbare telefoonlijnen en ātoestellen.Ā Wanneer deze nodig zouden zijn zou de PTT niet in staat zijn om op korte termijn op dit en alle andere distributiepunten die aansluitingen alsnog aan te leggen, dus wilde men bij voorbaat deze voorzieningen aanbrengen.Ā De kosten van aanleg en de extra abonnementskosten zouden voor rekening van de rijksoverheid komen.Ā Als de extra voorzieningen t.z.t. niet meer nodig waren zouden ze op kosten van de overheid ook weer verwijderd worden.
Op 20 mei 1968 wordt de situatie ter plekke bekeken door de heren Van Schaik van het Ministerie van Economische Zaken, Vlietstra van de PTT en F. Doornenbal van het kerkbestuur.Ā Men dient de beschikking te krijgen over 2 netlijnen en 5 extra toestellen; er was er van elk maar Ć©Ć©n.Ā Uitbreiding zou eenvoudig te regelen zijn.Ā De aangepaste installatie bleef op naam van de kerk en de aanleg zou door de overheid aangevraagd worden.Ā De verdere correspondentie gaat daarna via het Ministerie van EZ en niet meer via de Gemeente.
Op 28 oktober 1968 geeft de Kerkvoogdij formeel per brief toestemming waarna het ministerie op 26 november een officiĆ«le overeenkomst opstuurt waarin de voorwaarden en gemaakte afspraken zijn vastgelegd.Ā Deze overeenkomst had een looptijd van 10 jaar en zou telkens stilzwijgend met 10 jaar verlengd worden.Ā Maar de overheid had het recht de overeenkomst tussentijds op te zeggen als de noodzaak niet langer aanwezig zou zijn.
Vervolgens heeft het blijkbaar nog tot 17 juli 1971 geduurd voordat de extra aansluitingen werkelijk werden aangelegd.Ā Dit blijkt uit een brief van 28 september 1973 van het Ministerie van Economische Zaken waarin een opsomming gegeven wordt van de aanlegkosten en de extra abonnementskosten van medio 1971 tot eind 1973.Ā Deze door de Kerkvoogdij voorgeschoten kosten (1572,25 gulden, waarvan 545 gulden aanlegkosten) zouden kort daarop vergoed worden.
In deze brief wordt ook vermeld dat men inmiddels geconstateerd had dat de PTT āhad nagelaten een netlijn t.b.v. het ministerie te installerenā.Ā Deze zou alsnog worden toegevoegd.
Maar ook deze voorzieningen zijn gelukkig nooit nodig geweest.Ā Ze zijn nog wel tot begin 1988 aanwezig geweest.Ā In een brief van 19 jan. 1988 laat het Ministerie van Economische Zaken het kerkbestuur weten dat de aangebrachte voorzieningen niet meer nodig zijn en op hun kosten verwijderd zullen worden zoals van tevoren overeengekomen.Ā In het vervolg zou, indien nodig, het een paar jaar daarvoor gebouwde nieuwe raadhuis als distributiekantoor gebruikt kunnen worden.