In de jaren ’80 deed ik mee met verschillende vredesdemonstraties. Die van Stop de Neutronenbom bleek al snel een CPN opzetje, aangestuurd door Moskou, maar die van het IKV had mijn sympathie.
Ik had uitstel van dienstplicht vanwege mijn dubbele studie. Verschillende van mijn medestudenten kozen voor vervangende dienstplicht; meer uit pragmatisme dan uit pacifisme. Ik koos voor de ROAG officiersopleiding, vooral omdat ik liever wat interessants wilde meemaken als ik toch moest opkomen. Maar ik ging wel ernstig bij mijzelf te rade over al dan niet dienstweigeren en voor die gewetensvraag ging ik zelfs een week naar een klooster.
Uiteindelijk kwam ik in de ROAG opleiding. In onze kazerne stond een richtingbord, met de afstanden tot Den Haag, Utrecht en Amsterdam en met de afstand tot “Iwan”, als om ons er steeds aan te herinneren dat de Warschouw Pact troepen niet zo ver weg waren. We kregen les over het beleid van de NAVO en over de internationale situatie. Bij oefeningen moesten we doen alsof er nog iets te doen was bij een nucleaire aanval (wegduiken in je schuttersputje en “flits, flits, flits” roepen).
De situatie had iets onwerkelijks. Ik was bij een oefening, waar ik de commandant van een artillerie-batterij vroeg “wat doe je als er een Russische gevechtshelikopter over de heuvelrand komt?” en hij zei “niets”. We waren niet voorbereid op een aanval van het Warschouw Pact en mijn lichting-genoten en ik waren er van overtuigd dat niemand een confrontatie zou overleven.