Na de oorlog wilden mijn ouders “buiten” wonen. In Amsterdam in de hongerwinter was natuurlijk zwaar traumatisch. Ik werd geboren in december 1944, mijn ouders zaten in het verzet, dus onderduikers/Joden naar Drenthe brengen, de Waarheid rondbrengen, kalken in de nacht, februaristaking. Mijn vader vertelde niet alles aan mijn moeder, want als ze dingen wist zou dat gevaarlijk kunnen zijn. Dus het werd Beverwijk, dat was “buiten”, daar zou mijn moeder later een moestuin kunnen hebben (een luxe verlangen na de hongerwinter). Mijn vader begon daar een kapperszaak (nadat hij zijn accordeon had verkocht), eerst Herenkapper, later ook Dames.
De Waarheid werd aan de overkant van de straat gebracht (bij partijgenoten), want als het bekend werd dat hij lid was van de CPN zou hij geen klant overhouden, dus dat was geheim! Dus zo van de “ondergrondse” in het geheim “communist” zijn. In dat katholieke Beverwijk was dat het beste.
Daar hadden ze volgens mij toen nog nooit van voorbehoedmiddelen gehoord, allemaal grote gezinnen die in ‘zondagse’ kleren met hoedjes op naar de kerk gingen op zondag. Of (intern) naar de Bisschoppelijke Kweekschool (allĆ©Ć©n voor jongens), en de ‘jongens’ en ‘meisjes’-school nog gescheiden waren. In Heemskerk was nog geen Openbare Lagere school, dus die kinderen moesten Ā daarvoor lopend uit Heemskerk naar Beverwijk. Op die Lagere school de “Noorderschool” hadden wij het een beetje moeilijk: wij kwamen uit het Montessori-onderwijs, dus mijn broer liep altijd gewoon de bank uit, hij werd altijd voor “rooie” uitgescholden: hij had namelijk rood haar! En ik werd altijd uitgescholden voor “uitslover” (ik zat op ballet). Kortom: wij waren in het Beverwijk van toen anders(denkenden).
Dit was een korte impressie van mijn koude oorlog: dus mond dicht!!! Nu vind ik het moeilijk om mijn mond (of pen) open te doen!!
De foto is ons gezin in Beverwijk rond 1950.