De meest felle herinnering is die van november 1956 toen Hongarije werd aangevallen. Ik zat aan de radio gekluisterd en heb nog de krantenartikelen over Pal Maleter. Ik zwierf door Amsterdam, zag Simon Carmiggelt een raam van de communistische boekhandel Pegasus in de Leidsestraat ingooien en zag hoe Felix Meritis, hoofdkwartier van de CPN werd belegerd en verdedigd. Iedereen had een kort lontje.
De inval in Tsjechoslowakije maakte veel minder los. Ik ben toen wel met mijn kinderen in dat toen nog o zo rustige maar o zo mooie Praag op vakantie gegaan, waar we vrijwel alleen liepen. Het was wel een gedoe, moeilijk de documenten te krijgen, de gevolgen voor een reis naar Canada en tenslotte het doortrekken van het ijzeren gordijn waarbij met spiegels onder je auto werd gekeken en tenslotte je in een zwaarbewapende fuik kwam en tenslotte ook in het land zelf niet helemaal vrij was.
De laatste herinnering is dat ik met mijn kinderen in de anti-kruisraketten zowel in Amsterdam als in Den Haag heb meegelopen. Die in Den Haag was de meest indrukwekkende.
Ik ben inderdaad in dienst geweest, maar werd al snel overgeheveld van de infanterie naar de IMA (Inspectie Militaire administratie), ik was vervolgens bij een territoriale eenheid ingedeeld en heb nooit bij de ‘parate hap’ gezeten.