Iedereen was zich in die tijd wel enigszins bewust van het bestaan van de koude oorlog, zoals ik mij herinner. Toen ik medio jaren zeventig mijn dienstplicht vervulde, was er echter merkwaardig genoeg geen haar op mijn hoofd dat daar aan dacht, mijn hele diensttijd lang. Het was een tijd van lang leve de lol. We droegen haar tot op onze schouder en er werd flink gezopen door de manschappen, vrijwel uitsluitend bier. De groetplicht was afgeschaft. Het was een woeste tijd. Op de kazerne waren overal onderdeelsbars waar je voor een belachelijk lage prijs een biertje kon drinken. Ik meen me te herinneren dat de consumptieprijs een kwartje was of een paar dubbeltjes. Er was geen enkele rem, behalve de kater daags naderhand. Tijdens de opleiding leerden we omgaan met een wapen, in ons geval was dat een UZI, een zogenaamde pistool-mitrailleur. Het hoorde erbij, maar echt boeien deed het niet. Ik volgde de rijopleiding voor motorordonnans en ik had daar heel vel zin in. Elke dag was het rijden, ook toen ik na de opleiding op mijn standplaats terechtkwam. We deden braaf wat ons werd opgedragen, maar je kon het nauwelijks serieus noemen wat we deden. Als ordonnans was je een soort militaire postbode of koerier. We reden op oude Triumphs, 350 cc viertakt staande twin motor. Leren jassen en dito schoudertassen, pothelm ook. Gaatjes in de broek van je gevechtspak door het zuur van de accu tussen je onderbenen. Het waren fijne motoren om mee te rijden, het sturen en de zit waren een genot, en ze werden door ons gekoesterd ook al lieten ze het in technisch opzicht regelmatig afweten. Ik stond een keer voor een stoplicht te wachten terwijl een pakking het begaf. Ik merkte het pas toen ik bij het optrekken bijna uitgleed: alle olie was eruit gelopen. Veel materieel was verouderd. Er werd nog gereden met oude Nekaf-jeeps en Volkswagenbusjes van tien jaar en ouder. Maar het was vaak lachen. We reden onze routes zo snel als we konden en doken daarna onder in een koffietent of een frituurzaak om de rest van de tijd te vullen. Het was ook een goede tijd voor dienstplichtigen. We behoorden tot de eerste lichtingen die een vergoeding kregen op basis van het minimumloon en menigeen kon zich een eigen auto permitteren. Er valt nog veel meer te vertellen, over roekeloosheid, ongelukken, elkaar matsen, drankgelagen, vrouwen, de prima kwaliteit van het eten en nog veel meer lief en leed, maar ik zal het hierbij laten om het een beetje netjes te houden.
Na mijn diensttijd vond ik een baan bij de drukkerij van een krant. Daar werd ik me langzamerhand wel wat meer bewust van de koude oorlog. In 1981 (Amsterdam) en 1983 (Den Haag) liep ik mee in de anti-kernwapendemonstraties.