In 1951 zag ik het levenslicht in Roden, toen nog een boerendorpje in Noord-Drenthe. We hadden drie torens, twee kerktorens en een vreemde, open toren met een bordes in Leutingewolde. Dat was een toren voor de luchtwachters. Boer Hennie Douwes en anderen stonden op zaterdagen wel eens op de toren. Hun taak was vliegtuigen spotten. Ze hadden tijdschriften met daarin afbeeldingen en niet alleen van vliegtuigen. Ik meen ook al de T54 tank. De ernst hiervan ontging me nog volledig; ik was toen 10 jaar.
Tijdens een optocht in Roden reed een platte boerenwagen mee met een kartonnen raket en soldaten tussen heideplaggen als een verwijzing naar de Koude Oorlog, maar ook toen ontging mij de diepgang ervan. In de jaren vijftig en zestig verkocht mijn vader aardappelen aan burgers. Soms waren de Spoetnik en de Russen gespreksonderwerp. Zo leerde ik langzamerhand: “De Russen zijn een factor om rekening mee te houden .”
Pas verder in de jaren 60 werd ik me echt bewust van de grote spanningen. Op de Mulo hadden we als geschiedenisleraar de heer Tomasini. Hij had de gevechten in Groningen in 1945 aan den lijve ondervonden en was erg bezorgd over de Cubacrisis in 1963. Ik was wat geruster op een goede afloop, waarschijnlijk door mijn onwetendheid. In dezelfde tijd was er ook de bouw van de Berlijnse Muur, maar dat had op een of andere manier minder impact op mij dan de Cuba crisis. Op dezelfde Mulo maakte ik vlak voor de eindexamens ook nog de Zesdaagse oorlog mee in het Midden Oosten. Spanningen op een heel andere plek.
De Koude Oorlog was natuurlijk regelmatig nieuws in de krant of op radio en TV, maar als opgroeiende jongeling waren er ook andere belangrijke zaken. In de zomer van 1968 zat ik op de Kweekschool, de opleiding voor onderwijzers. In augustus werd de Praagse Lente ruw beëindigd door de Sovjettroepen. Toen werd het mij pas echt duidelijk wat de Koude Oorlog was en dat het communisme nooit een menselijk gezicht zou krijgen. De berichten en beelden over de Vietnamoorlog kwamen in die tijd ook binnen op TV en waren een verdere invulling van het begrip onvrijheid en totalitair regiem.
Dat alles verstevigde mijn opvatting dat ik geen dienstweigeraar ging worden. Als mijn familieleden en naasten een menswaardig bestaan in vrijheid wilden hebben, dan moest er voldoende tegenwicht zijn voor de troepen van het Warschaupact. De leiders in het Kremlin moesten geen avontuur overwegen vanwege een onvoldoende verdediging van het Westen. Op de Kweekschool, de voorloper van de Pabo en op de Mulo had ik wel al les gehad over de Navo en de rol van de Amerikanen daarin. Bij een aanval zouden Europese soldaten de Sovjets afremmen en de met hulp van de ingevlogen Amerikaanse zouden wij ze daarna terugdringen. Op de Pabo volgde ik als specialisatie het vak geschiedenis. Mogelijk las ik daar voor het eerst waarom Nederland de Eerste Wereldoorlog ontliep. Nederland had in 1912 een groot aantal nieuwe kanonnen gekocht en zelf gebouwd. Het Duitse opperbevel wist dat een aanval op Nederland grote verliezen zou opleveren en koos ervoor alleen door België op te trekken naar Frankrijk. Een voorbeeld dat wie vrede wil, zich moet bewapenen om die vrede te kunnen handhaven.
Na mijn examen aan de PABO werd ik in juli 1972 opgeroepen in Zuidlaren, destijds een kleine kazerne in Noord Drenthe. We sliepen aanvankelijk in het A gebouw met 35 jongens op een slaapruimte. Meerdere jongens uit Roden dienden daar of hadden er gediend. Grappig was dat wij, als zomerlichting, met veel gediplomeerden van het VWO, Havo, Pabo en MBO nauwelijks iets wisten van onze toekomstige taak in het leger… Bataljon, sectie, brigade, peloton; het waren allemaal nog termen met weinig inhoud, maar dat veranderde snel. Na twee weken vroeg ik aan mijn luitenant wat we zouden worden. We werden opgeleid tot tirailleur zei hij. Schutter dus. “ Is dat een vent die met een geweer hard over de heide rent?” vroeg ik. Het antwoord was bevestigend. Dat was dus ons voorland.
De opleiding bestond uit veel marsen, camoufleren, infanteriewerk zoals verplaatsen, dekking zoeken verzamelen, wacht lopen, patrouilles lopen, bivak maken en vooral veel schieten. Elk van ons kon de Fal wel dromen. Sommigen kregen op grond van hun schietresultaten na die eerste weken ook al de MAG, een mitrailleur. Die had je samen met je buddy; je was er beide verantwoordelijk voor. Na dik twee maanden leerden we werken met de pantserwagens DAF YP 408 en kregen we te maken met chauffeurs, boordschutters en dienstplichtig kader. Er kwamen nieuwe jongens op de kamer, maar er gingen er ook veel weg naar Duitsland, naar Seedorf.
Ondertussen was ik als no 8 aangewezen in de c-groep van het eerste peloton. Dat betekende dat ik als eerste uit een rijdende YP mocht springen en als laatste naar binnen mocht. Het betekende ook dat ik de sergeant zou moeten vervangen als die gewond zou raken. Om dat alles een beetje inhoud te geven, mocht ik ook de het beladingsschema van de YP uit het hoofd leren. Een deel weet ik nog steeds, 1500 schoten voor de punt 50 mitrailleur, 2300 voor de MAG, 10 antitankraketten, 1150 schoten voor de Fal en 20 handgranaten.
De kazerne in Zuidlaren was een buitenbeentje. Een kleine legerplaats met maar een onderdeel, namelijk een bataljon infanterie en in onze tijd pantserinfanterie. Hetzelfde bataljon was ook aangewezen voor vredeshandhaving, blauwhelmen dus en rampenbestrijding. Daar hoorde ook een hele lange rij inentingen bij, want je moest overal naar toe kunnen.
De sfeer was wat gemoedelijker dan op andere grote kazernes waar ik soms kwam. Je kende ook veel andere soldaten en bijna alle officieren. Toen een chauffeur en ik een warme maaltijd hadden gemist, werd er snel wat warms gemaakt. Aan de andere kant werd er wel verwacht dat je goed werk leverde. Lanterfanten hoorde er niet bij. Mijn indruk was dat het bij het 44e vrij serieus toeging met een goede taakopvatting bij de meeste jongens. Die presteerden soms boven verwachting. We hadden o.a. een dienstplichtig monteur, die moeilijke reparaties verrichtte aan motorblokken. Ook andere jongens leverden meer dan verwacht. Ze hadden vaak een betere opleiding genoten dan hun onderofficieren.
De ernst van de situatie en de dreiging werd door ons niet zo sterk gevoeld. In 1972 waren de SALT besprekingen begonnen en dat haalde de angel deels uit het conflict. Als de regeringsleiders spreken, maken ze- nog- geen oorlog.
Tijdens oefeningen in Duitsland merkten wij als Nederlandse militairen dat de Duitsers ons graag zagen. Dat zal te maken hebben gehad met de goede schadeloosstelling bij schades, maar ook met het besef dat wij de Sovjets op afstand hielden. De Dikke Daf, de vrachtauto met zijn imposante geluid, trok altijd veel bekijks. Net als de jongens met lang haar. Douwe van Dijk monteerde staand op de YP de punt 50 terwijl zijn lange blonde haar lo shing. In het piepkleine Duitse dorpje keken de inwoners hun ogen uit op een warme zondagmiddag in juni. Door een ongeval was ik maanden niet in staat mijn taak uit te voeren. Bij terugkomst kreeg ik een nieuwe, nu als helper bij de Carl Gustav, een Zweedse raketwerper.
Daartoe moest ik allerlei tanks en pantservoertuigen leren herkennen. Typen die in de jaren 70 al rondreden, zijn nog steeds in gebruik. Bij vrijwel alle conflicten vullen vooral de Russische BMP’s, BTR’s , T62 en T72 het beeld. Maar ook de Leopards 1 en Amerikaanse M 60 tanks rijden nog. Big Ferro in september 1973 was de grootste naoorlogse oefening van het Nederlandse leger. Eindeloze rijen voertuigen in de Duitse laagvlakte staan nog op mijn netvlies. Na deze oefening liep onze compagnie leeg. De jongens die wilden studeren kregen studieverlof. De achterblijvers ruimden de spullen op en zwaaiden in oktober af. Na afloop van de eerste oefening kregen we onze PSU mee naar huis. Voor die spullen heb ik altijd goed gezorgd. Stel dat ik werd opgeroepen voor een spannende situatie, dan wilde ik wel in deugdelijke, warme en dichte kleding mijn werk kunnen doen.
In de jaren 80 ontstonden er nieuwe spanningen tussen de Navo en het Warschaupact. De dreiging werd voelbaar tijdens demonstraties en in muziek. Zowel Doe Maar als Rob de Nijs hadden liedjes waarin ze de angst voor de Bom bezongen. Rob de Nijs zong zelfs in het Russisch: “Laat alles wat ademt in vrede bestaan”. Maar ook in films werden de dreiging en de gevolgen van een atoomoorlog breed uitgemeten. Achteraf hoorden we dat er toen heel spannende momenten zijn geweest op de hoofdkwartieren. In de DDR werd al bewegwijzering tot Parijs gemaakt voor een eventuele aanval.
Gelukkig kregen de Russen president Gorbatsjov die het goed kon vinden met Ronald Reagan. Dat gaf een meer ontspannen sfeer en in die sfeer werd onderhandeld tussen de grootmachten. Eind jaren 80 zag onze oudste dochter regelmatig de Russische president, met zijn wijnvlek, op t.v. Hoewel zij op dat moment nog maar 5 jaar was, begreep ze het belang van deze man. Het fijne kon ze natuurlijk niet weten. De afloop is bekend; door toedoen van hem mochten de vroegere Sovjetstaten kiezen voor onafhankelijkheid en dat deden ze maar al te graag. Toen de muur viel op een gedenkwaardige vrijdagavond in november 1989, was de dreiging weg.
Het meisje dat in 1989 Gorbatsjov zag, was in 2017 op oefening in Polen met 43 Mech Brigade uit Havelte. Zij stond daar tegenover de Russen. Vierenveertig jaar eerder stond haar vader in West- Duitsland ook tegenover hen als lid van dezelfde Brigade. Op 22 februari 2022 werd opnieuw duidelijk dat wie vrede wil, zich moet wapenen om die vrede af te dwingen. De oorlog in Ukraine zal waarschijnlijk eindigen met een nieuwe Koude Oorlog als nasleep. Soms lijken gebeurtenissen zich te herhalen.
Jan Kemkers 1951