Misschien was ik 12 of iets ouder of jonger toen ik te maken kreeg met de Koude Oorlog. Mijn vader was in het leger. In de 2e Wereldoorlog was hij naar Engeland gegaan en met de Prinses Irene Brigade als bevrijder naar Nederland teruggekeerd en in 1951 is hij weer als militair naar Korea gegaan. Vrijwillig het Rode Gevaar stoppen! De Cubacrisis speelde en het leger stond op scherp. Mijn school in Apeldoorn was niet ver verwijderd van de Willem III kazerne. Er lag een groot bos tussen. Dagen achter elkaar hoorde je in de klas het gedreun van de kanonnen. Daar werd veel geoefend! Bhooemm, Bhooemm, Bhooemm. Het werd een geluid wat er bij hoorde vreemd genoeg. Als kind dacht je niet aan oorlog. Dat werd anders toen het dichterbij kwam en wel bij ons thuis. Ik werd op een nacht wakker door geronk van jeeps. Het waren er wel 3. Er werd luid gepraat buiten en ze bleven stationair draaiend voor het huis staan. Ik hoorde mijn vader tegen mijn moeder roepen: “Ann waar is dit en waar is dat ? Doe het maar in de plunjebaal, neeee die staat al op de stoep”. Kortom voor een kind angstaanjagende geluiden. “Wat gebeurd er” riep ik naar beneden. “Nee blijf boven jij.”Ā Ik bleef in mijn bed en met veel lawaai vertrokken de jeeps met mijn vader. De volgende dag kwam hij rond 6 uur in de avond terug. “Oefening” zei hij. “Niets aan de hand”. Ik was er niet helemaal gerust op. Het klonk niet als niets aan de hand. Toen de Russen opstoomde richting Cuba werd het pas echt spannend. Ik werd weer wakker in de nacht. Weer jeeps die remden, ronkten en optrokken terwijl er haastig geschreeuwd werd naar elkaar. Mijn vader hoorde ik heen en weer rennen een verdieping onder mij. Ik voelde dat het dit keer misschien wel erger was dan ‘niets aan de hand’. Ze reden met veel lawaai weg. Het werd stil. Mijn moeder riep: “Ga maar weer slapen.” De volgende dag kwam mijn vader niet en de dagen er na ook niet. We hoorden niets en de stemming was bedrukt. Mijn Engelse moeder was stil. Voor haar was het een bekende situatie. Oorlog en je man moest daar naar toe.
Ik had mijn vader heel erg gemist toen hij naar Korea ging. Ik was toen 5 jaar en zwaaide hem uit in Rotterdam; een jaar later kwam hij weer terug en ik herkende hem niet. Een magere bruinverbrande man. Was dat mijn vader? Zou dit allemaal weer gebeuren? Als 5 jarig kind wist ik niet dat hij een jaar weg zou blijven maar wist nu wel beter.
Na een paar dagen werd hij door in een jeep bij huis afgezet. Met zijn plunjebaal stapte hij naar binnen. Lachend. We waren heel erg blij maar waren in afwachting wat hij zou vertellen. Zijn ‘kistjes’ gingen uit en plofte in een stoel en hij stak een shaggie op en begon te lachen. “O o wat moet ik lachen.” Hij vertelde dat ze 5 dagen door de bossen hadden gelopen met een grote houten kist met de letters SJMR. Niemand wist wat het betekende maar het moest ongeschonden naar het einde van de route worden gebracht. Tussendoor moest hij weer lachen. “Aangekomen in de nacht werd eindelijk de kist opengemaakt en daar lagen stenen in met een briefje Sjouw Je Maar Rot. Hij stond weer op en maakte zijn shaggie uit en lachend zei hij: “Tjonge tjonge en daar moet je de oorlog mee winnen!” Lachend liep hij naar douche. Hij had notabene 2 echte oorlogen meegemaak! Wij vrouwen, moeder, zus en ik, waren blij dat hij er weer was. MĆ”nnen dachten we. Ik heb daarna alle demonstraties meegelopen tegen kernkoppen, kruisraketten en werd lid van de Pacifistiche Socialistische Partij ondanks mijn vader.
De mensen kennen hun geschiedenis niet meer. Ik heb de Hongaren en de OekraĆÆners zien komen op de vlucht voor de Russen maar ze staan al in de achtertuin!