Ik was één van de latere lichting dienstplichtigen; 89-2 en dus opgekomen op 1 maart 1989.
Tijdens mijn parate tijd was ik dpl wachtmeester bij de Marechaussee. In het najaar 1989 waren we twee weken op oefening in Duitsland. In de nacht van 9 november moesten we een grote uit Amerikaanse en Nederlandse tanks samengestelde eenheid begeleiden.
Helaas kozen de tanks een alternatieve route; over smalle weg met wegwerkzaamheden en vervolgens door een mooi dorpje. Toen het licht werd bleek dat de tanks te breed waren geweest voor het smalle weggetje en dus dwars door de afzettingen heen hadden gereden. Bij het stoplicht aan het begin van de werkzaamheden stond een personenauto. Hij leek daar te wachten voor het stoplicht. Dichterbij gekomen bleek dat hij er nog wel een tijdje zo staan. Het plaatwerk aan de bestuurderskant was namelijk helemaal “weggefreesd” door de rupsbanden van een van de tanks.
En de mooie nieuwe klinkerbestrating van het mooie dorpje had de rupsbanden van zoveel tanks weliswaar overleefd, maar was niet meer in goede staat te noemen.
Met enige plaatsvervangende schaamte probeerde ik het gesprek aan te gaan met een paar bewoners. Zij konden alle maar reageren met een erg grote glimlach en de woorden “Macht nichts. Die Mauer ist weg!” (Het maakt niet uit. De muur is weg).
Op dat moment snapte ik niet wat ze bedoelden. Maar de toelichting kwam al snel.
Boeiend is dat uit de eigen bevelslijn de info pas veel later kwam.