Net voordat ik voor mijn eerste keer ging varen in juli 1978, had ik een winterjack gekocht bij de V&Dmet een NAVO logo op de arm Dit logo had ik met een klein schaartje zitten verwijderen in de huiskamer dat mijn vader vroeg: “Waarom doe je dat?”
“Misschien kom ik in communistische landen”, had ik geantwoord. Wat moest mijn pa, geboren in 1917, een angst hebben gehad toen ik voor het eerst, als eerste in de familie, ging varen als 18 jarige.
En inderdaad ben ik twee keer naar Archangelsk (USSR) geweest met het schip waarop ik voer. Leeg heen, terug afgeladen met hout. Als we aan de kade lagen kregen we een soldaat voor de gangway. Er mochten geen kabels overboord hangen en er voer voortdurend een patrouille bootje langs de kades.
’s Avonds konden we naar het zeemanshuis. Vervoer werd geregeld. De zeelui kregen gezelschap van Russische studenten, de meeste vrouwelijk, die geschiedenis en een taal studeerde. Je kon er muziek draaien, biljarten, film kijken en soms dansen. Of gewoon wat drinken. Niet te close worden. Daar werd wat van gezegd. Een enkele keer werd er fel gediscussieerd. Al snel was de conclusie dat het zinloos was. De Russen gaven bijvoorbeeld een heel andere betekenis aan het woord democratie. En dat de schepen goed in de gaten werden gehouden was niet omdat er Russische mensen via een schip naar het westen wilde vluchten maar juist andersom. Buitenlanders wilde juist naar de USSR volgens de studentes. Foto’s van vluchtende mensen van oost naar west bij de Berlijnse muur waren leugens volgen de Russen. Ook dat was juist van west naar oost.
Het waren voor mij mooie, leerzame ervaringen.