“Toen mijn diensttijd erop zat kwam ik met de plunjezak op m’n nek de baas tegen. “Wat ga jij doen?,” vroeg hij. “Ik ga weg, mijn diensttijd zit erop.” Hij bood mij toen een militaire klus aan, in Nieuw-Guinea. Dat was wel een eind van huis. Toen ik dat thuis vertelde vond mijn moeder het maar niets: te veel water, veel te gevaarlijk. Vader vond dat ik het moest doen, als ik dat wilde. Ik ben toen vertrokken en keerde na twee jaar weer terug.
Na mijn terugkomst heb ik in Middelburg een opleiding gedaan tot administrateur. Daar kreeg ik het verzoek om bij de luchtartillerie te gaan. Dat heb ik anderhalf jaar gedaan. Ik voelde me veel meer thuis op het water dan in de lucht. Water is water en er is niets buiten water. Eens gevaren, altijd gevaren.
Ik werd schipper in dienst van defensie en de Defensiehaven in Arnhem werd mijn thuishaven. Er was een landtelefoon en daar kon ik de kazerne bellen dat ik binnen was. Daarna belde ik naar walkapitein voor een nieuwe opdracht. Meestal was ik er maar kort, een paar dagen. Ik kon wel naar mijn schip toe maar mocht niet verder het terrein op, dat was verboden. In de haven had ik een kleine loods met wat verf en andere spullen. Foto’s ervan heb ik niet, je mocht er niet fotograferen.
Ik kwam eens aan bij de haven en mij werd direct verteld: “Je gaat nu de bunker in. Klaar.” “En eten?”, vroeg ik. “Wordt allemaal geregeld! Klaar!” Thuis werd een bericht achtergelaten dat ik voorlopig niet thuiskwam. Er werd niet gezegd waarom. Wij mochten niet weten hoe en waarom ze met zo’n caisson (constructie gebruikt in de waterbouw) gingen varen. Nou ja, dan houdt het op. Vier dagen lang zat ik in die bunker, daarna mocht ik er pas weer uit.
Als schipper zag ik veel van Nederland. Ik herinner mij nog dat we bunkers moesten ontmantelen aan het Julianakanaal bij Maastricht. Het ijzer dat daarvan overbleef, moesten we van de baas op een specifieke plek neerleggen. Ik vond het geen goed idee het daar onbeheerd achter te laten, maar het moest. We lieten de lading achter in het weekend en kwamen op maandagochtend terug. Ja hoor, er was niet één stukje ijzer meer terug te vinden, alles was gestolen.
De Sovjet-Unie, daar dachten we niet veel aan. De Defensiehaven is nu verleden tijd. Het heeft enorm veel geld gekost het te bouwen en het heeft vrijwel niets opgeleverd. Nu is het geschiedenis, het is voorbij.”
Dit verhaal van Wim van den Berkmortel is geschreven door Kees Huntink, op basis van een interview door Lian van der Zon in het kader van een oral history project over de Defensiehaven, voor de gemeente Arnhem in 2020. Het is met toestemming gepubliceerd op koudeoorlog.nl Meer Koude Oorlog verhalen in Gelderland vind je op mijngelderland.nl