In de jaren ‘80 woonde ik met mijn ouders en mijn zus in Schiedam. In een flat. Hier deelde ik het kamertje met mijn zus. En elke avond als ik naar bed ging, keek ik naar buiten en was ik bang dat ik kruisraketten voorbij zou zien vliegen. In die jaren ’80 was het koud in de Koude Oorlog. De discussie of er in Woensdrecht eventueel kernraketten moesten komen… De kop op de voorkant van het AD (“Ja, mits 48”) sloeg in als een bom en haalde mijn joy of life geregeld weg.
Voor een twaalfjarig, ietwat overgevoelig mannetje waren dit misselijkmakende tijden. Mijn buik draaide zich menigmaal om. Waar vriendjes mogelijk meer aan ‘het leven’ waren en tegen een voetbal schopten, was ik in doemgedachten verzonken.
Maar gelukkig had ik een afspraak met de leider van het Rode Plein. Het was ons geheimpje. Een afspraak in het geniep tussen Leonid Brezjnev en Jacob-Jan Esmeijer. Een persoonlijke band zonder ook maar te weten waar hij woonde, wat hij at en wat zijn favoriete voetbalclub was. Als ik ergens in de krant zou lezen dat ‘overmorgen’ Sparta zou voetballen of ‘volgende week’ de prijs van een liter benzine omhoog zou gaan, beloofde Brezjnev mij plechtig niet overmorgen of die week erop de rode knop te drukken en rakketten op het westen af te vuren. Dat was ons akkoordje. Een man een man, een woord een woord.
De Wiekentkwis onder leiding van Fred Oster was een succesvol TV-programma. Die dag keek ik op het zwart-witte scherm van mijn ouders in hun slaapkamer. Volgens mij zaten ze zelf in de woonkamer met wat vrienden. Omdat de kamer blauw stond – roken was toen heel normaal – zocht ik mijn heil dus op hun tweepersoonsbed, kijkend naar al het spannende wat de Wiekentkwis wekelijks met zich meebracht. Met een fles Raak-sinas vlogen de minuten van de show voorbij. Het was de laatste van het seizoen, en ze hadden goed uitgepakt. En toen sprak Oster de memorabele woorden: “Dit was de laatste aflevering van dit seizoen, bedankt voor het kijken. We zijn na de zomerstop weer terug… tot over twee maanden!”. Een mogelijke kernoorlog werd op deze manier door Leonid en mij met ten minste 60 dagen uitgesteld.
Na de flat verhuisden we naar Overschie en werd er in ’83 een demonstratie op straat gehouden. Leonid was zijn pinky promise nog steeds nagekomen, maar de doodsmaskers, fakkels en de bekende ‘stop de neutronenbom’-pamfletten en -posters die de demonstranten met zich meedroegen tijdens hun vredesmarsen hebben een litteken op mijn netvlies achtergelaten.